Versterkte invloed D’66 in partijpolitiek landschap belooft weinig goeds voor alternatieve media

De overwinning bij de landelijke verkiezingen voor de Tweede Kamer, van huidig Minister-president Mark Rutte van de VVD, is een duidelijk signaal van de bevolking dat men het beleid wil voortzetten, met name doorheen de crisis met het coronavirus. Ook duidelijk is de keuze van Rutte om direct naar D’66 toe te gaan om een nieuwe regering te bespreken. De politiek van de laatste partij mag dan met enig recht wel fundamentalistisch liberalisme worden genoemd, met genderwaanzin, fantasieën van open grenzen en economisch vrijemarktdenken, toch ligt er nog een heel ander gevaar op de loer met D’66 en dat is de obsessie van de partij om de informatiestroom te beheersen en kritische geluiden de mond te snoeren. De aanstelling van de autoritaire Kajsa Ollongren (D66) als verkenner onderstreept die redelijke angst dat met name de alternatieve media hun borst na kunnen gaan maken. Een waarschuwing voor de gevolgen van de hernieuwde en versterkte rol van D’66 in het partijpolitieke landschap en mogelijk in een nieuwe regering onder Mark Rutte.

Uit de afgelopen verkiezingscampagne voor de Tweede Kamer valt een hoop te vertellen als het gaat over het D’66-programma en de kandidaten. De campagne liep echter volledig over de persoon Sigrid Kaag, lijsttrekker van de partij en voormalige Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uit het kabinet-Rutte III. Een geslepen verhaal van de partij met een bewuste verheerlijking van de persoon Kaag en een roep om vrouwelijk leiders, die in 2021 een grotere rol gaan spelen in het opvullen van diverse regeringsposten, waaronder deze van Minister-president. Dit verhaal sloeg aan, juist ook doordat het werd ondersteund door kundige medewerking van het meerderendeel van de Nederlandse media.

Het was substantieel te noemen de manier waarop de grote media-instituten in Nederland de campagne van de D’66 een duw in de rug gaven. Dat liep van een blinkende documentaire, kritiekloze vraaggesprekken tot aan gunstige nieuwsberichten. In de debatten werden de prestaties van Kaag gekaderd binnen het verhaal dat de partij wilde brengen. Zelfs de foto van Sigrid Kaag op het eindfeest van de partij, toen de verkiezingsuitslagen binnendruppelden, al juichend en staande op een tafel, belanden op het merendeel van de hoofdpagina’s van dagbladen en websites van enige invloed in dit land. De schaarse commentaren van kritiek op dit fotomoment zijn dan ook een afleiding van het grotere plaatje dat D’66 en met name Kaag veel media konden gebruiken om hun verkiezingscampagne te ondersteunen.

Dit is natuurlijk handig om op veel grote media te kunnen rekenen en de onderliggende kwestie hiervan is de beheersing van de informatiestroom die loopt in de richting van de burgers van Nederland. Deze golf van nieuws en opinie wordt echter regelmatig opgeschud door andere geluiden, de alternatieve media, die af en toe grote groepen weten te bereiken. Dit wordt als een probleem gezien, waardoor een andere D’66’er, namelijk Kajsa Ollongren, in het vorige kabinet verwoede poging deed om een deel van de andere opvattingen en berichtgeving buitenspel te zetten. Een heuse studie verscheen in 2019 in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken die in kaart bracht welke websites afweken van wat tot de goedgekeurde media behoort. Een hele rij aan alternatieve media werden zonder enig onderscheid in een aantal Engelstalige hokjes onderverdeeld als ‘hyperpartisan’, ‘conspiracy’ en ‘clickbait’ en daarmee voor gewone burgers gebrandmerkt als onbetrouwbare informatiebronnen.

Het rapport miste opvallend genoeg een (stevige) onderbouwing om dergelijke zware etiketteringen te rechtvaardigen. Navraag door een aantal mensen bij de onderzoekers achter het rapport leverde niets tastbaars op. Wel is het ministerie beleid gaan maken op basis van het onderzoeksrapport, met als doel de informatie van deze websites van de Nederlandse burgers weg te houden. Bovenal de sociale mediabedrijven werden aangespoord toegangen tot de eigen domeinen voor verschillende personen en organisaties te blokkeren, hun bereik te verminderen door het schrappen van volgers. Een andere zware stap was het aanpassen van de algoritmes van de zoekmachines, waardoor veel kritische websites veel minder vindbaar zijn geworden – dan voorheen het geval was – en het daardoor met minder bezoekers moeten stellen.

Nu zou het onverstandig zijn om te beweren dat D’66 en de invloedrijke personen binnen de partij op een eiland zitten en uit zichzelf hebben uitgevonden dat er nu meer censuur moet komen en hoe dit in werking te stellen. Een snelle blik leert wel dat iemand als Kajsa Ollongren, jarenlange medewerker op de ministeries en dicht bij het Koningshuis, met recht een Nederlandse schepping van de ‘staat in de staat’ is. Maar de roep om bepaalde informatie te bestrijden zien we, voor dat het in Nederland wordt geproblematiseerd, al in de monden van commissieleden van de Europese Unie komen. En daarvoor weer in de zalen van het Amerikaans congres, die de instanties van de EU aanzetten om iets aan ‘nepnieuws’ te gaan doen. In deze kwestie heeft D’66 dus meer een uitvoerende functie.

Daarnaast vindt dit ook geen enkele tegenwerking van de VVD, de partij heeft hier tijdens de regering Rutte gewoon aan meegedaan en er mag gezien Ruttes opvattingen wel van worden uitgegaan dat de partij hiermee akkoord is. Met dit in het achterhoofd moet de versterkte positie van D’66 in een mogelijk nieuw kabinet voor de alternatieve media als een rechtstreeks gevaar worden gezien. Woorden van D’66 over een ‘onafhankelijk pers’ zoals in het verkiezingsprogramma, of zoals enkele van haar Kamerleden beweren, betekenen in werkelijkheid helemaal niets. Alternatieve media zouden er goed aan doen op meerdere vlakken de handen ineen te slaan – of hun websites nu links of rechts of elders vallen te positioneren– om straks aanvallen vanuit de overheid te kunnen weerstaan en tenminste op een aantal punten samen op te trekken. Het zal nodig zijn.