Weet je, beste lezer, wat mij uit mijn prille jeugd onder andere is bijgebleven? Ik zal het je vertellen: de belangrijkheid van een… stekske, zoals wij thuis dat nietige, houten tondeltje plachten te noemen. Al kwam het er nietig voor, dat stekske mocht best een wondertje worden genoemd, want hoewel nietig, met zo’n stekske, in beschaafde omgangstaal genoemd naar de ‘mislukte engel’ Lucifer die, naar ons ooit is verteld, foute zielen in zijn hel op een heter welkom onthaalt dan zij zich maar kunnen voorstellen. Kan wie dan ook onder ons, nietige schepselen Gods, zich daar trouwens in de verste verte enige voorstelling van maken? In mijn collegetijd klonk als een gemeenplaats dat nog nooit enig verdoemd schepsel uit Lucifers hel naar ons tranendal was teruggekomen, al was het maar voor de minimale tijdsduur van een bliksemschicht of het ontvlammen van een stekske, om de achtergebleven aardrijkenaars of hoe je de bewoners van Moeder Aarde ook benoemen wil, als ooggetuige te vertellen welk soort vuur hem/haar in dat hellegat aan de schenen en hoger, hoger, hoger, was gelegd. Ter zake – of had ik moeten schrijven ter stekske? – blijven de aardbewoners in het duister tasten en het aanstrijken van een petieterig stekske werkt bijlange niet verlichtend genoeg om het helledonker Luciferisch bij te lichten.
Met een misschien wat aangebrande zinspeling zou ik durven parafraseren: Waarin een langwerpig stekske te kort kan zijn. Even, heel even, had ik te kort schieten willen schrijven – ja, zeg, wat is het nu, schieten of schrijven? – maar omdat de gazetten en alternatieve media al vol en bol en dol staan van schietincidenten, heb ik dat nièt geschreven, wat de opmerkzame lezer dezes allicht ook nièt ontgaan zal zijn. Dàt geschreven zijnde, wordt het, gezien het kort bestekske mij hier toegemeten, stilaan tijd om met mijn stekske naar de pointe toe te schrijven. En die pointe zit in een klein stekske of wat had u gedacht? Ja, dat klein stekske uit die prille jeugd van die prille aanvangszin. Dat kleine stekske met een grote geschiedenis die, gezien het onderwerp, zonder gevaar voor overdrijving, ontvlambaar genoemd mag worden, wat mij terugvoert naar die prille jeugd toen wij in de schuur met vuur speelden en met stekskes en mijn vader ontvlamde in gramschap, al leek zijn toorn mij vrij gematigd naar omstandigheid. Ach, mijn vader, lang al overleden, hèm zal ik blijven gedenken als een gematigd man die, zoals Marnix Gijsen treffend van ZIJN vader getuigde, ‘was rechtvaardigheid en had de zware last op zich geladen een eerlijk mens te zijn in woord en daad!’ Of waar een kort (be)stekske een kleine mens als ik toe leiden kan…