De man die een neus had voor politiek   

Na lezing van een artikel in Doorbraak over de door de regering Lefèvre-Spaak op 9 april 1965 goedgekeurde zetelaanpassing, besloot ik maar eens een boekje open te doen over die meneer Lefèvre die in Vlaanderen, met verwijzing naar zijn niet onopvallend reukorgaan, algemeen bekend was als Theo Neus. Al leek hij, als telg uit een Gents franskiljons geslacht, niet direct voorbestemd om in de Wetstraat een flamingantische wind te doen waaien, in zijn voordeel (en daar bedoel ik niet voornoemd reukorgaan mee) moet worden gezegd dat hij als premier voornoemde zetelaanpassing heeft doen uitvoeren. Al ging die gepaard met een grendelgrondwet in Vlaanderens nadeel, zijn voorganger Gaston Eyskens, had op die zetelaanpassing zijn tanden stukgebeten wegens liberale tegenwringerij. De franskiljon kreeg dus voor mekaar wat de Vlaams gezinder aangeschreven Eyskens niét gedaan had gekregen. Theo zat blijkbaar ook met zijn neus in de boeken, waarbij zijn voorkeur bleek uit te gaan naar de Franse filosoof Blaise Pascal, die hij graag citeerde. En van citeren gesproken, toen hem op de trein ter ore kwam dat in Diksmuide de IJzertoren opgeblazen was, zou hij zich (langs zijn neus weg) hebben laten ontvallen: ‘Hij ligt er en hij ligt er goed’). Heeft de belgicistische premier dat in zijn coupé eerste klas inderdaad gezegd of gemompeld? Daarover is achteraf twijfel gerezen, maar in Vlaamse kringen werd die twijfel niet gedeeld, ook al omdat Theo Neus daar nooit aanvaard is als ‘ene van ons’.

Bij christelijk ingestelde Vlamingen werd hij dan wel weer gewaardeerd als kordate leider van het massale verzet tegen de schoolpolitiek van de rood-blauwe regering ‘Aziel Zarbon’, al werd dat in radicaal-Vlaamse kringen wel eens spottend afgedaan als de strijd om de ziel van het kind. Zelf herinner ik mij, jeugdige betoger in de straten van Gent in die woelige tijd van ‘Weg met Collard!’, dat het door de ‘tsjeven’ achteraf ondertekende Schoolpact niet weinigen een nogal vieze smaak in de mond bezorgde. Zoiets van ‘Moesten wij dààrvoor de ziel uit ons lijf betogen?’ Om van de ziel van het kind maar te zwijgen. Na de ziel van het kind, kwam de vastlegging van de taalgrens, die op het actief van Theo wordt geschreven. Hoe vaak zijn wij, Vlamingen, achteraf nog moeten gaan betogen tegen het pogen van de franstaligen om die grens stelselmatig naar boven op te schuiven? Dààrover heb ik de staatsman niet horen zeggen ‘Ze ligt er en ze ligt er goed’. Neen, Vlaamse lezers, MIJ zullen jullie over Theo Neus niet horen zingen ‘Zo ne goeien hebben wij nog nooit gehad, hoi, hoi!’. En dat hij, letterlijk en figuurlijk, door zijn neus sprak, heeft daar geen ene moer mee te maken. Eenieder spreekt immers door wat hem het meest eigen is. In het geval van Theo Lefèvre, lijkt mij die volkse uitspraak dat je voor politiek een neus moet hebben, niks overdreven. Voor mijn part een uitspraak die sterker standhoudt dan een IJzertoren.