Éric Zemmour’s campagneclip met Johnny Hallyday, oud-militant van ‘Jeune Nation’, zorgt voor controverse

Decennialang deed een hardnekkig gerucht de ronde over het lidmaatschap van Jeune Nation van een zekere Jean-Philippe Smet (1943-2017) beter gekend als Johnny Hallyday. Dit gerucht werd uiteindelijk bevestigd op de website Terre et Peuple op 21 december 2017 door Pierre Vial, die getuigde de toekomstige rockster te hebben ontmoet in het hoofdkwartier van de Jeune Nation in 1958.  Pierre Vial – een ernstig man – wachtte met deze onthulling tot Johnny Hallyday overleden was, om zijn carrière niet in de weg te staan.

Bij het overlijden van Johnny Hallyday begeleidden circa zevenhonderd motorijders de uitvaartstoet naar de Madeleine-kerk, waar zelfs de hoogste Franse gezagsdragers aanwezig waren. 

In het recupereren van bekende figuren, voor het eigenbelang uiteraard, is de politiek altijd een kampioen geweest. Macron hield er een toespraak en in de kerk zaten de ex-presidenten Hollande (PS) en Sarkozy (LR) broederlijk naast mekaar, samen met hun eega’s. Aandoenlijk! Grote afwezige was Marine Le Pen. De weduwe, en laatste echtgenote van de zanger, had immers laten weten dat de voorzitster van het RN (toen nog FN) niet welkom was. Als fatsoenlijke dame heeft ze die wens uiteraard ingewilligd.

La danse des hypocrites. Bekende politici bij de begravenis in 2017 van Johnny Hallyday

Laeticia Smet, geboren als Laeticia Boudou, is een Franse mediapersoonlijkheid, ook bekend als de vierde en laatste echtgenote van Johnny. De weduwe verwijt de communicatie-afdeling van Eric Zemmour dat ze een afbeelding van wijlen haar man hebben ingevoegd in de clip waarin hij zijn kandidatuur voor het Franse presidentschap aankondigt.  Clip Zemmour:

Maar, er is blijkbaar een episode in het leven van de zanger dat Laetitia blijkbaar niet kent of niet wil kennen, en dat is zijn betrokkenheid – toen hij nog geen zanger was – in de gelederen van ‘Mouvement Jeune Nation’ (verboden in 1958).

Het leek ons nuttig, nu zij ons daartoe de gelegenheid geeft, het artikel van Pierre Vial (voormalig lid van Jeune Nation en voorzitter van Terre et Peuple) in het ‘Cahier d’histoire du nationalisme’, gewijd aan Pierre Sidos, boven te halen: TOEN JOHNNY EEN MILITANT WAS IN JEUNE NATION.

Vial: “Johnny…Na de dood van Johnny werd zowat alles over hem gezegd of geschreven. Nou, bijna alles…Ik heb nooit iets over hem gezegd toen hij nog leefde, omdat ik hem niet in verlegenheid wilde brengen, door de aasgieren te voeden. Vandaag, waar hij ook is, zal het oproepen van deze herinnering hem, hoop ik, doen glimlachen”.

Pierre Vial

“Het was 1958. Ik was vijftien jaar oud. Ik was pas lid geworden van Jeune Nation, die op 15 mei 1958 door de regering werd verboden. De datum is belangrijk. Degenen die die periode hebben meegemaakt weten wat ik bedoel.” (o.a. oprichting Comité de Salut public, waaruit de OAS is ontstaan).

“Mijn engagement stoorde mijn vader niet, die in zijn jeugd ook zo actief was geweest dat hij ternauwernood ontsnapt was aan de bloeddorstige repressie van 1944-1945. Toen hij naar Parijs moest voor zijn professionele activiteiten, vroeg ik hem om mij mee te nemen. Omdat, zei ik hem, ik mensen wilde zien in Parijs. Mijn vader stelde me geen vragen en nam me mee”.

“In Parijs, terwijl hij op weg was naar zijn afspraken, ging ik naar een adres dat bekend was bij de leden van Jeune nation, rue du Faubourg Saint-Denis. Dames met veel make-up liepen over de stoepen, sigaretten in hun mond. Ik bleef niet hangen bij dit spektakel, want ik was voor iets anders gekomen. Na de verdiepingen van een vervallen gebouw te hebben beklommen, klopte ik op de deur waar een discreet etiket aangaf dat ik op de juiste plaats was. Een ‘oude man’ (hij was minstens vijfendertig jaar oud…) opende de deur en vroeg mij, op een nogal ruwe toon, wat ik wilde. Ik antwoordde door de kaart met mijn naam erop en een mooi rood Keltisch kruis (ik heb het nog steeds) voor me te houden en hem te zeggen dat ik een middag vrij had en zou komen kijken of ik kon helpen”.

“Je hebt geluk, er is werk aan de winkel”. En hij leidde me naar een grote kamer, gelegen onder het dak. Op lange tafels lagen enveloppen en postzegels opgestapeld. Een jongen van ongeveer mijn leeftijd plakte de postzegels zorgvuldig op de enveloppen”.

“Hallo,” zei ik. “Hallo,” antwoordde hij, na een korte blik. Na een paar minuten, toen we het allebei warm kregen en ik beleefd wilde zijn, zei ik tegen hem: “Het is warm, hè? “Ja, het is warm,” antwoordde hij. Hij had duidelijk geen zin om te praten. Aangezien ik in die tijd van nature nogal ‘stil’ was, drong ik niet verder aan”.

“En zo ging de middag verder, onderbroken door ons gelik aan de zegels en het aanbrengen ervan op de enveloppen. Aan het eind van de middag, toen onze opzwepende taak erop zat, stond mijn buurman op en zei: “salut! Ik zei “salut!” en vertrok naar mijn vader. Hij zei, “Heb je een interessante middag gehad?”. Ja,’ zei ik, ‘om wat werk te doen met een aardige vent, maar niet erg spraakzaam”. 

“Een paar jaar later zag ik in een straat in mijn goede stad Lyon een piramide van LP’s in een platenzaak met op de hoes een kerel die verwoed gitaar speelde. Ik stopte, geïntrigeerd. Ik had de indruk deze man eerder gezien te hebben (‘Johnny Halliday’ stond er op de platenhoezen). Maar waar? Wanneer? Ik zocht tevergeefs. En toen dacht ik er niet meer aan. Het was ‘s avonds (het geheugen is een eigenaardig mechanisme) dat ik plotseling tegen mezelf zei: “Maar dat is de man die vroeger,  samen met mij,  zegels heeft geplakt voor Jeune Nation!

Voor mij blijft hij de jonge, onbekende en weinig spraakzame man, die niet aarzelde om de hele middag postzegels te plakken voor een beweging die door de gegoede burgerij werd verguisd”.

One comment

  1. Dàt is pas nieuws! Wie zou er zo nog allemaal een rechtse rakker zijn geweest in zijn jeugdjaren?

Comments are closed.