Vijfenzeventig jaar geleden, in de nacht van 15 op 16 maart 1946 werd, in geheime afspraak met het armée bels leger en met de stille zegen van het hoogste politiek en kerkelijk gezag, in Diksmuide het vredesmomnument van Vlaanderen de lucht in geblazen en tot op de dag van vandaag zijn er, naar het vers van Anton van Wilderode, geen “daders van hogerhand”.
Er was een vaderland, echt enig in zijn soort,
dat al zijn burgers in de watten legde.
Dat was het dierbaar vaderland der belgen
die tous ensemble/samen trokken aan één koord
wanneer de koning daarop aandrong, zoals ‘t hoort.
Nu stond er in dat enig land der belgen
een keer een trotse toren met een vredeswoord,
dichtbij de Noordzee in een vreedzaam vredesoord.
Wat deed dat vaderland, zo enig in zijn soort?
Wie gaat er, zei het, nu een toren zetten
die ‘t uitzicht op de Noordzee kan beletten?
Het is, zei ‘t vaderland, toch waarlijk ongehoord
dat zulke toren ‘t uitzicht op de zee verstoort!
En ‘t vaderland, het maakte korte metten:
de toren werd deskundig in de grond geboord.
Geef toe, zo’n vaderland, ‘t is énig in zijn soort.
En ‘t brave Vlaamse volk, óók enig in zijn soort,
het liet zich door de knallen amper storen.
Het sleepte stenen naar een nieuwe toren
en leefde kalm en braafjes binnen belgië voort
en nooit heeft men de dader in zijn rust gestoord.
Om zijn mérites voor de tricolore
heeft men in politiek en kerkelijk akkoord
de zaak gesloten als had men geen knal gehoord.
Prince
Kan ooit de Vlaamse brave, enig in zijn soort,
door om het even wat vertroebeld raken?
Welnee, hij blijft van belgicisme blaken,
al had het vaderland zijn halve stam vermoord.
Slechts even wordt de Vlaming in zijn rust gestoord,
maar niets bedreigt het parlement en Laken.
De kruitdamp opgetrokken en het recht gesmoord,
dan slaapt het Vlaamse schaap in belgiës schaapstal voort.