Impressie van tristesse

Momentopname in het zuiden des lands

De arme Waalse duts die wroet voor vrouw en kind,
naar ‘t fraaie voorbeeld van De La Fontaines mier,
hij staart mistroostig naar de bodem van zijn pint
waarin een traan zich mengt met ’t laatste beetje bier.
Het leven lijkt de man geen rooie duit meer waard.
Wat mag ’t toch zijn dat deze sukkelaar bezwaart?

Het is – en kon jij dat niet raden, onverlaat? –
’t misprijzen van de Vlaming dat hem nederdrukt
en dat zowaar zijn jupiler verschalen laat
en dat zijn droeve ogen traan na traan ontrukt.
‘Is’t zò’, bedenkt hij triest en met balorigheid,
‘dat ik beloond word voor mijn solidariteit?’

‘Ben ik’, bedenkt hij droef, ‘niet door een vuur gegaan,
begaan met ’t welzijn van de Vlaming die
mij vandaag hardvochtig in de kou laat staan
en dreigt salut te zeggen sans merci..
Hoe kan het toch dat zij, die sâles flamins, vergeten zijn
hoe solidair IK was in tijden die verleden zijn!’

‘Ondankbaar volkje’, steunt hij en vervolgt verstoord:
‘De pot op en de boom in voor mijn part!
Al kwaamt gij duizend keer nog beed’len bij mijn poort,
zij blijft hermetisch toe, zoals mijn hart!’
Dan slikt de duts profijtig wat in ’t glas nog rest
en wist de sporen van tristesse uit zijn vest.