Het was heet nieuws in de media: de president van de Franse republiek, ook wel eens de nieuwe Napoleon genoemd, die handjes drukkend de media wou ‘halen’ als volksgeliefde leider, maar totaal onverwachts getrakteerd werd op een uitgeschoten hand die hem trof in het minzame gelaat. Wat een ondankbaar volkje, die Fransozen… Wees dan, als als nouveau Napoléon arrivé al eens neerbuigend voor je onderdanen…
Gelukkig toonden de beelden op het kleine scherm aan heel de grote wereld hoe goed de heerser van la douce France zich weet te omringen, want de snode klapper met het handje werd in een mum van tijd bij de lurven gevat en in verzekerde bewaring opgeborgen. Voor zijn eigen bestwil, uiteraard. Omdat er zo snel en doeltreffend werd ingegrepen, zal de rel van de lel in het collectief geheugen al gauw vervagen tot een onbeduidend faits divers, een luttel voorvalletje zonder voorgaande. Of kent iemand nog zo’n geval in de roemrijke geschiedenis van het zoete Frankrijk? Niemand? Welnu, mij deed dat affront national terugdenken aan een voorval uit onze eigen bewogen geschiedenis dat heel wat stof heeft doen opwaaien in tempore suspecto, namelijk in volle repressietijd onzaliger gedachtenis. Die voor talloze Vlamingen rampzalige ‘kwade jaren’ (naar het woord van dossierkenner Arthur de Bruyne), waren tegelijk gloriejaren voor de aan ‘witte’ kant beroemde en aan ‘zwarte’ kant beruchte auditeur-generaal Walter Ganshof van der Meersch (1900-1993). In het oorlogsjaar 1940 schokte de Vlaams-nationale senator en advocaat Edmond van Dieren (1879-1961) de goede vaderlanders door de ‘onaantastbare’ Ganshof met voorbedachten rade een kaakslag toe te dienen.
De voorbedachtheid lag er – let op de woordspeling – vingerdik op, want bleek duidelijk uit toelichting: ‘Hier heb ik lang op gewacht’. Hoewel de kaakslag door Van Dieren zelf geminimaliseerd werd tot een louter symbolisch gebaar, een soort streling met twee vingers van zijn hand als het ware, kwam de ‘slag’ op de eerste plaats hard aan voor… hemzelf: zijn parlementaire onschendbaarheid werd opgeheven en hij werd voor de in die dagen beruchte krijgsraad gesleept met zijn ‘slachtoffer’ als getuige ten laste. Niet alleen voor de kaakslag werd de doodeerlijke Meester Van Dieren gedaagd en vernederd, de fysieke ‘aanval’ op een hoge ambtenaar werd meteen opgerekt tot verklikking aan de vijand van die hoge piet en in één adem ook van politieke collaboratie. Al had Edmond van Dieren na de Eerste Wereldoorlog als advocaat de Activisten August Borms en Adiel de Beukelaere verdedigd, zelf had hij zich in de Senaat steeds doen kennen als belgisch gezind buitenbeentje in zijn Vlaams-nationalistische fractie. Niettemin werd hij door de krijgsraad in Brussel tot vijf jaar cel veroordeeld.
Met de strijdvaardigheid die hem kenmerkte, ging hij tegen dat onrecht van het gerecht in beroep, waardoor zijn straf verminderd werd tot ‘slechts’ drie jaar. Onmiddellijk ging de ‘wilde’ Van Dieren daartegen in verbreking en na twee jaar te zijn gekooid, werd hij in de ‘vurige stede’ Luik ten slotte van alle ‘zwarte’ zonden vrijgesproken. Heeft die koppig bevochten vrijspraak – in de meest Waalse van de Waalse steden asjeblief! – Meester Van Dieren die twee ‘gezeten’ jaren kunnen doen vergeten? Allicht niet en ik wil de lel voor Emmanuel aangrijpen om de lezers eraan te herinneren dat zij behoren tot het enige land in de EU dat het nog steeds vertikt officieel amnestie te verlenen aan slachtoffers van wat professor Raymond Derine bestempelde als een repressie zonder maat of einde en waar Max Lamberty in 1948 over schreef als een ‘politiek die wilde straffen en vergiftigde in plaats van te zuiveren’ en die daarom moest opgeruimd worden in het belang van ons volk en van ons land. Wat NIET zal gebeuren. Van duivels gesproken…