De Springbokken wereldkampioen: Zuid-Afrika jubelt in alle kleuren !

Bij wijze van verademing eens een positief bericht over de ‘regenboognatie’ die economisch op de afgrond lijkt af te stevenen: de haast legendarische rugbyploeg Die Springbokke heeft in het Japanse Tokio op Allerzielen de aloude tegenstander Engeland in de slag om het wereldkampioenschap ter ziele gespeeld. Hoewel Groot-Brittannië als uitgesproken favoriet was vertrokken, werd het trotse Albion door de ‘bokken’ geklopt met sprekende 32-12 eindcijfers.

Het was overigens al de derde keer dat Zuid-Afrika in die ruwe sport wereldkampioen werd: 1995, 2010 en 2019. Je moet Zuid-Afrika bereisd hebben om je enigszins te kunnen inleven in de algemene euforie, over alle kleuren en tinten heen, die zo’n overwinning in de eerste nationale sport die de republiek al sinds mensenheugenis, dus al van lang vòòr ze door het ‘beschaafde’ Westen werd gehaat om haar zogenaamde apartheidsmisdaad tegen de mensheid, in haar ban houdt. De dag dat de Springbokken een belangrijke wedstrijd spelen, lijkt het openbare leven van het zuidelijke Kaapland tot de streek van de Soutpansbergen in het noord-oosten, wel stil te zijn gevallen. Je ziet haast niemand op straat en ben je bij zo’n gastvrije familie te gast, spreek dan niemand aan, want ‘ons kyk na die Bokke wat speel’.

In het hoge en droge noord-westelijke Namakwaland, waar in de lente (eind augustus, begin september) liefst 4.000 wilde veldbloemen een pracht voor het oog vormen, weet ik een dorpje liggen dat Springbok heet. Ik ben er ooit met een dertigkoppig Vlaams gezelschap uitbundig onthaald met een keurig uitgewerkt programma van zang en dans, jawel avondmaal inbegrepen door de ‘bruine’ burgemeesteres die op mijn verzoek in haar toespraak ter verwelkoming, overal de woorden België en Belgische had geschrapt en met rode stift had vervangen door Vlaanderen en Vlaamse. Als je minstens één keer in je leven hebt mogen logeren in Springbok, dan mag je dat als een grote eer beschouwen. Om maar te zeggen hoe vereerd ik mij voel. Sinds kort hebben de Springbokken een zwarte kapitein, Siya Kolisi, maar de euforie blijft. ‘Ons is lief vir jou, Suid-Afrika’ was zijn boodschap, waar hij aan toevoegde: ‘Wij kunnen om het even wat bereiken als wij samenwerken’.

Aan lezers die in de Zuid-Afrikaanse rugby-euforie een gelijkenis zouden zien met onze eigen tricolore gekte als de Rode Duivels, vermomd als red devils, de natie die niet meer in staat lijkt om een nationale regering in mekaar te knutselen, als op een vingerknip met smoelen in zwart, geel en rood te laten paraderen en dansen en springen en zingen, kan ik alleen maar zeggen: Jullie hebben, behalve een goed hart, al een even slecht karakter als ik, maar jullie hebben wél gelijk. De Springbokken wens ik van verre baie geluk met hun puike sportprestatie, maar de zondag nà hun glorie zijn in Witbank, tussen Pretoria en de Kruger Wildtuin, vier schurken wéér een boerengezin te lijf gegaan met een bijl en een junglemes. De vader van over de 70 jaar heeft een houw in zijn gezicht gekregen en de zoon is in zijn knie geschoten bij zijn (geslaagde) poging om de laffe overvallers uit te schakelen. De politie onderzoekt de zaak, wordt het publiek droogjes verteld.