
Een verhaal over een kankerpatiënt dat niet alleen zijn situatie verduidelijkt maar symbool staat voor het Macedonië van vandaag… Het is een langere tekst, maar ik vraag u hem helemaal te lezen.
“Mijn broer vraagt of ik naar hem kan komen. Hij wil me nog een laatste keer zien. David zegt dat Robert zal sterven binnen enkele dagen. Wat doen we?”… Feitelijk niet voldoende reisgeld meer… Een moeilijke vraag… Maar, niet gaan? En hij sterft? Dan verwijt een mens zich dat de rest van zijn dagen.
Wij dus op weg, 600 kilometer zuidwaarts, dwars door Servië. We zien dat er hard wordt gewerkt aan het – eindelijk – voltooien van de E75. Het wordt nog een volwaardige autostrade met dank aan de EU, Rusland China, Japan, Qatar… Servië heeft geen geld, heeft geleden tijdens de oorlogen, maar was steeds, ondanks al die miseries, creatief genoeg om handig aan het nodige geld te geraken om het land draaiend te houden. Omwille van de aanleg van de autostrade gaat het niet overal even vlot, omwegen, kronkelingen… nog een paar jaar en het is er onherkenbaar. Een brede autostrade voor een fractie van de auto’s die per dag door mijn kleine doodlopende stadsstraat in Vlaanderen rijden…

De grens Servië/Macedonië. We verwachten extra zware controle want voor een 8-tal dagen vielen er 8 dode politiemannen en een 20-tal Albanese moslimterroristen in Kumanovo, de stad waar we moeten zijn. De schrik zit er wel wat in bij ons. Onzekerheid in elk geval. Aan de grens verloopt het honderd keer vlotter dan aan de grensovergangen met Hongarije. Ja, Hongarije doet al van voor de Kosovo-crisis met een regelmatige onregelmaat bijzonder moeilijk. Dan weer bij het verlaten van Hongarije om Servië binnen te rijden, dan weer omgekeerd. Het land wil al jaren een oorlog om de Vojvodina, ooit onder Hongaarse heerschappij, in te lijven. Omdat Hongarije geen betrouwbare partner is voor de VS en dus ook de EU die in alles de VS volgt wat geopolitiek betreft, komt die oorlog er niet en krijgt Hongarije dat stuk vruchtbaar land niet. Met het ‘vijandige’ Servië zijn, ondanks de bommenregens, betere afspraken te maken. Moeten we zeggen dat het corrupte apparaat er betrouwbaarder is dan in Hongarije? Ik weet het niet precies…

Macedonië. Eens over de grens met Servië zijn we na een boogscheut rijden al in Kumanovo. De stad is in de laatste 20 jaar zowat verdubbeld in bewonersaantal. Je ziet het meteen aan de vele nieuwbouw en aan de enorme chaos aan zigzag rijdende wagens. Zo was het 20 jaar geleden niet. Wel rommelig verkeer, maar niet zo chaotisch. Alles lijkt wel chaos. Anarchie. Ik zie opvallend veel moslims met vrouwen die geen Arabische maar Turkse hoofddoeken dragen of geheel in nikab zijn. Dat is ook nieuw tegen 20 jaar geleden. Die mensen zien er ook Turks uit, helemaal niet Slavisch noch Albanees ook al geven ze zich uit voor Albanezen. Eigenaardig, wat is er aan de hand? Geen tijd nu om het van dichter te bekijken. We moeten de letterlijk doodzieke terminale kankerpatiënt bezoeken. Een gruwel om aan te zien en te horen. We ontdekken een man die ooit fors en stevig was, er op los dronk en at, zich van niets of niemand wat aantrok want ‘het leven is een feest’ en hij gokte er elke cent door. Zeven kinderen? Die trekken hun plan wel. En dat doen ze ook.
De oudste zoon verzorgt al weken zijn vader die van boom veranderd is in een slaphangende plant die het niet wil toegeven. De benen kunnen niet meer mee, de armen met moeite, eten lukt niet meer. Drinken? Hij spuugt het hoestend en proestend uit. Slikken wil maar niet lukken en zijn wijze van ademen is beangstigend. Zijn aangezicht trekt pijnlijke grimassen, zijn ogen draaien zo nu en dan helemaal weg, het hoofd laat hij naar achter hellen, zo kan hij nog wat adem inhalen met reutelende geluiden. Heel zijn lichaam pompt mee om wat lucht in en uit te laten. Het is een afschuwelijk schouwspel. Praten lukt met de grootste inspanning en dan nog versta je het amper… De man, 46 jaar, draagt nu zelfs een pamper die zijn kleine vrouw niet kan verversen, haar echtgenoot is te zwaar. De zonen doen het. Ze verzetten om de halve minuut de vader, vooral de oudste zoon die al dagen niet geslapen heeft en niet voor zijn gezin kan zorgen. Ook hij heeft op zijn 28 al vijf kinderen…
Om vader zorg te verlenen verkocht hij zopas zijn bron van inkomsten: een klein tractortje met aanhangwagen waarmee hij helpt verhuizen, afval vervoert, stenen aansleurt, cement en ander materiaal. Dat kan dus niet meer. Nieuw betaalde hij het voor enkele maanden 800 euro. Voor 100 euro ging het van de hand want vader, de man die zich nooit wat aantrok van zijn kroost, heeft hulp nodig. “Wat moet ik doen? Het is mijn vader he, ik zie hem uiteindelijk ook wel graag. Ik kan er niet tegen dat je niets voor je ouders doet. Het mag toch niet hem zo te laten lijden?”…

Die zoon heeft een gouden hart, een bovenste beste kerel, simpel van geest. De toestand met zijn vader en alle erbij horende zorgen hebben hem oud gemaakt. Je kan hem 40 jaar geven. Wat een leven. Voor de Roma in Sredorek en de Barakke in Kumanovo is het moeilijker dan ooit. Wie geen familie in de EU heeft om geld te sturen, kan het vergeten. Die verkommert. Medische zorgen zijn beperkt geworden tot het allerstriktste minimum. Je moet maar zien dat je verzekerd bent, maar wie geen geld heeft… En zo draait de molen van de armoede die tot ‘creatief geld bekomen’ leidt, alsmaar verder door, als een negatieve spiraal. De Albanees/Turkse dreiging verkankert de toestand in het corrupte land nog veel meer.
Een paar uurtjes slapen we. “Wil je vader naar Skopje brengen? Hij was daar voor een chemo en door de verkoop van de tractor kan ik de tweede chemo betalen”.

Skopje, is dàt het Skopje dat ik ooit zag? Het is een verschrikking. Massa’s opvallend agressief aanwezige moslims en voor een groot deel zuivere Turken. Ook heel veel Albanezen die je voor 20 jaar niet zag tenzij hier en daar. Alles is chaos. Iedereen staat overal geparkeerd en het verkeer jongleert er door. Politie moet je gaan zoeken, ergens zal er wel zijn? Ja, ooit was het anders. Geen echte ‘ordnung muss sein’ maar het was toch redelijker. Zuiders gezellig en gastvrij. Nu wordt je door de blikken van die nieuwe bevolking weggebliksemd.
Tussen al de chaos staat een privéziekenhuis. Super de luxe, iets dat wij in de beste Europese ziekenhuizen amper kunnen dromen. Lederen salons in de wachtzalen, overal bewakingsagenten, zeer netjes, geen vuiltje in de lucht noch op de vloeren of waar ook. Ook zo kennen we Macedonië niet, ook niet van vroeger. Zelfs de toiletten zijn zeer proper en dat is in heel de Balkan eerder een mirakel te noemen. Je ziet veel Turken, Albanezen, Engelstaligen en een handjevol Slavische mensen. Hier zit geld van het buitenland, de maffia en de corruptie. Je krijgt een wrang gevoel. De kliniek ligt tussen al die chaos, een prachtgebouw, met uitzicht op de rivier die Skopje doorkruist. Zeg maar dat het de Lotusbloem van Skopje anno 2015 is.
“Mijnheer kan niet betalen en hij kwam zes weken geleden niet voor zijn tweede chemo. Nu kan het niet meer. Hij reageerde zo goed, en zie nu? Hij sterft ! Hoe kan dat??” vertrouwt me de oncoloog toe. “Die mensen luisteren niet. Hij moest komen, ze hadden toen het geld. En nu? Wat kan ik nog doen? Ik zal hem een dosis pijnstiller geven, dan heeft hij wat minder last en zal iets rustiger kunnen ademen. Die man is verloren… Ga naar de stadskliniek alstublieft. Daar kan ook chemo en radiologie. Al kan een chemo nu niet omdat hij na die eerste keer gewoon stopte. Verdorie toch, zo’n boom van een vent!” De dokter is enerzijds onthuts en anderzijds boos, verwart. Haar beste patiënt, zo zegt ze me nog want zeer, zeer zelden reageert een vergevorderde longkanker zoals bij hem. “Hij is natuurlijk gaan drinken? Rookte hij nog? Hij is uitgegaan he? Heeft hij dat geld voor die tweede chemo er door gejaagd?…” Later verneem ik dat ze het juist ingeschat heeft.

Het grote ziekenhuis Majka Tereza, Moeder Tereza. Oudere gebouwen uit de jaren 1960/70. Niets is onderhouden. De bestrating is slecht. Bewegwijzering hier en daar nog aanwezig. Alles ligt onder het stof van de droogte. Eindelijk vinden we de oncologie. Een afzonderlijk blok. Zoals overal in ex-Joegoslavië zijn de ziekenhuizen opgedeeld in afzonderlijk van elkaar gebouwde blokken. Op zich niet slecht gezien. Maar niets in onderhouden en alle materiaal stamt uit die jaren. Het stof dat er aan kleeft ook.
“Komt u morgen tegen negen uur terug. Het is nu 17.30 uur en de dokters zijn weg.” … Maar mevrouw, ziet u niet hoe die man er aan toe is? Wij reden 30 kilometer en elke meter ben je bang dat hij in de auto sterft !…
Niks aan te doen. Morgen terugkomen. Wij naar Kumanovo, een angstige rit volgt opnieuw. He kijk, daar is de nieuwe autobusfabriek van Van Hool. Zo modern. Op zo’n eerder van de stad afgelegen plek naast de autostrade. Er waren infrastructuurwerken voor nodig. Zijn dit eerlijke investeringen of is er ergens ‘extra geld’ voor nodig geweest? Het zet aan tot vermoedens, net zoals bijvoorbeeld bij het nieuw verdeelcentrum van Delhaize in Servië. Het is megalomaan groot en ligt dicht bij de autostrade, ver van de werknemers die wel met de auto moeten komen want ander vervoer is er niet. Dat kan dus allemaal? Zeer bizar.
Terug naar de weg tussen Skopje en Kumanovo. De Alexander de Grote autostrade. Een slecht onderhouden hobbelweg is het, totaal versleten al moet je ‘péage’ betalen, één euro. Onderweg kan je wel genieten van de mooie natuur. Toch dat.
Terug in Kumanovo manipuleren de zonen opnieuw hun vader uit de auto. Zo’n zwaar lichaam, groot en log dat niet mee kan bewegen. Ze zetten hem op een plastieken tuinstoel en dragen hem zo in huis. Ik beleef een film, al tart te waarheid elke vorm van de fantasie. Ik weet nu nog beter dan ooit waar filmmaker Kosturica zijn inspiratie haalde en haalt. Die Roma’s, de Albanezen, de moslims, de chaos, de improvisatie, de anarchie, de plantrekkerij, de rommel.
Van heel de nacht die volgt doe ik geen oog dicht. De broer die met mij kwam, is heel die nacht tegen zijn zieke en koppige, betwetende stervende broer aan het roepen. Maar het baat niet, de steenezel luistert niet en eist vanalles, ondanks hij niet meer kan spreken. Hij is er op achteruit gegaan. Die autorit heen en weer naar en van Skopje deed hem kwaad.
De volgende morgen, 8.30 uur… Ik slaap eindelijk een klein uurtje. Ik hoor mijn naam in mijn droom roepen. Droom? Het duurt minuten voor ik besef dat ik écht wakker gemaakt wordt. Zo gaat dat, twee nachten zonder slaap en meer dan stresserend, de lange rit langs de moeilijke baan, de lawaaierige chaos in het huis van de zieke en dan die hallucinante reis over en weer naar Skopje… Het is echter nog niet gedaan…
“De ambulance van Kumanovo weigert papa naar Skopje te brengen. Ze zeggen dat ze in Kumanovo geen oncologie hebben en dat zij dus geen kankerpatiënten vervoeren, er zeker geen arme mensen zoals wij en nog minder als die toch gaat sterven zoals papa.” Ik begrijp het. Vader opnieuw op de tuinstoel, hij kan nu echt niet meer spreken. De ogen draaien constant weg. ‘Hij sterft zo meteen’, denk ik echt bang. Zal ik hem vervoeren? En wat als hij in de auto sterft? Toch maar proberen. De vrouw en twee zonen, alweer die oudste, rijden mee. Autovenster open, dicht, half open, volle blazer koele lucht op, af, half …

We komen opnieuw aan bij het Majka Tereza ziekenhuis. Enorme drukte. Het oncologieblok. We mogen niet binnen, de doodzieke man moet in de warmte in de auto blijven zitten. Venster open / dicht / open / dicht… De vrouw en de zonen gaan met het medisch dossier naar binnen. De man zit daar maar, voor de ingang in mijn wagen. Zijn ogen draaien alweer weg. Opnieuw denk ik dat hij zo meteen niet meer naar binnen moet gedragen worden, maar dat ik met een dode in de wagen zit. Voor de deur van het ziekenhuis laten ze hem dus niet meteen binnen! ? Zo is het. Ruim anderhalf uur later komen de zoons en echtgenote naar buiten met de boodschap dat de man binnen mag. “Ja, maar waar is er een rolstoel?” Wachten. Die rolstoel noch een verpleger dagen op… Dan nemen de zoons actie. Ze vinden een rolbed, smal, oud, vuil. Ze leggen vader er op. Zo’n lichaam, amper te manipuleren, maar het lukt vrij aardig.
“Waar moeten we naar toe?” Eerste verdieping zo wordt gezegd. De lift in met dat bed met dat lichaam op, eerst manoeuvrerend tussen de vele mensen die de gangen vullen. Een kramakkelige lift is het, nooit vernieuwd, amper onderhouden. De lift staat niet gelijk met de vloer. Het is dus hobbelen en duwen om het bed in maar ook uit de lift te krijgen. Eerste verdieping. Daar staat een verpleegster. “Sorry, het is de tweede verdieping”. Bed en lichaam terug, over die ongelijke aansluiting, bonk bonk… Tweede verdieping. Hier is het nog erger. Je moet het bed opheffen en knots knots… Vreselijk, er ligt wel een stervende op dat bed !… Welke kamer? Aha, 327. “NEEN! Daar zeker niet, het was een andere.” Met het bed met het lichaam op door de gang, geen enkele kamer met een vrij bed terwijl er twee vrij zijn in kamer 327. Een ‘sestra’ roept: “Het is kamer 327.” Het is nu niet het moment om mensen voor de gek te houden, maar dat is precies wat ze doen want, die doodzieke? Die willen ze gewoon niet in hun ziekenhuis, het dient toch tot niks meer…
Hulp om die man op het bed te leggen? Vergeet dàt maar. Dus doen de zonen het. Daar ligt hij dan. De gevelde boom die niet meer kan spreken maar kijk eens aan? Wel een beetje kan drinken. Spreken lukt helemaal niet meer en hij ademt rustiger, nog steeds het gevolg van de sterke pijnstillersdosis die men hem in het privéziekenhuis gaf, bijna 24 uur eerder. Nog een anderhalf uur wachten. Eindelijk een verpleegster die bovendien weet wie de nieuwe patiënt is. “Robert?”. “JA.”
Ze verdwijnt even en komt dan met een aftands statief, de poten zijn plakkerig vuil, het is trouwens helemaal vuil. Ze hangt er een zak serum aan. Prik in de hand… Het lukt niet, ze vindt de ader niet. ‘Maak een vuist mijnheer’… Maar die mijnheer kàn dat niet meer, ziet ze dat niet? Ze neemt een watje om de plek voor de prik te ontsmetten. Aan het watje hangt bloed van een vorige patiënt. Ze plukt het wit er af en ontsmet. Hygiënisch… Hier is een Moeder Tereza nodig !
Het serum druppelt. De zoon blijft bij de vader, ik moet hoe dan ook terug naar Kumanovo, de broer van de zieke gaan halen want we moeten nu echt terug naar Servië en de volgende dag naar huis in België. Zo gaat dat nu eenmaal. Twee dagen later, 3 uur ’s nachts, overlijdt Robert, thuis. Zijn zoon bracht zijn vader met een taxi naar huis en die nacht zou hij het tijdige met het eeuwige ruilen…
Macedonië verkankert

Dit kankerverhaal typeert onverwacht de huidige situatie van het terminale Macedonië. Een land in de handen van corrupte politici die de grens tussen gangsterisme en politiek niet kunnen maken. Ze zijn geplaatst door ‘het vrije westen’. Skopje staat vol megalomane standbeelden van en zelfs een nieuwe triomfboog voor Alexander de Grote maar o wee, een zieke kan men niet vervoeren als hij te arm is. Aan de rand van de stad staan moderne nieuwe woonwijken waar je alleen nieuwe wagens ziet staan. Net zoals je grote moskeeën ziet, zie je enorm grote orthodoxe kruisen.
Macedonië in 2015? Hier gaan nog (veel) bommen barsten. De terroristen in Kumanovo, de betogers pro en contra in Skopje, het verturksen en veralbanezen van het land, zeg dus het islamiseren, is drastisch en gaat gepaard met anarchie, banditisme op algemene schaal, plantrekkerij. Dit loopt fout af.
Treurig verhaaltje. En helaas evolueren we hier bij ons ook in dezelfde richting.
Dank voor uw begrip. Meteen begrijp je ook waarom veel mensen van de Balkan naar ‘ons’ willen komen. Ze hopen op goede gratis zorg die ze ginder amper of niet genieten.