Dominique Venner: een jaar geleden vermoord door het modernisme

vennerHet is vandaag precies een jaar geleden dat Dominique Venner zichzelf in de Notre Dame-kathedraal van Parijs met een pistool om het leven bracht. Deze Franse non-conformistische historicus, op dat ogenblik een zeventiger, had zich tijdens zijn jeugd zeer militant ingezet maar besloot eind de jaren ‘6o de strijd met het schrijven van boeken verder te zetten.

Hij had als dienstplichtige aan de Algerijnse oorlog deelgenomen en had zich daarna bij de OAS aangesloten, de ondergrondse militie die tegen De Gaulle voor een Frans Algerije vocht en hierbij het geweld niet schuwde. Dit bracht hem voor achttien maanden achter de tralies, wat hem niet belette – onmiddellijk na zijn vrijlating – weer de rangen van radicale politieke organisaties te vervoegen. Totdat hij zijn roeping ontdekte en zich aan het werk zette om een zeer noodzakelijke taak op zich te nemen, namelijk de geschiedenis op een niet politiek-correcte wijze aan een zo groot mogelijk lezerspubliek voor te stellen.

Zijn belangstelling ging vooral uit naar al wat controversieel was. Zijn boek Baltikum bijvoorbeeld, over de geschiedenis van de Duitse vrijkorpsen, die na WOI in de landen van de Oostzee tegen de Russen of Polen vochten om de meest noordelijke gebieden van het toenmalige Duitsland tegen hun invallen te beschermen. De visie van Venner op de Amerikaanse burgeroorlog komt dan weer aan bod in ‘Le Blanc Soleil des Vaincus’. Een boek dat zeker niet ongelezen mag blijven. Zijn lijvig historisch essay ‘Le Siècle de 1914’ mag eveneens niet onvermeld blijven. Hij legt er in uit hoe WOI bepalend was voor gans de geschiedenis van de twintigste eeuw.

Maar Venner beschouwt de geschiedenis niet als iets dat zomaar op zichzelf staat en alleen maar dient om te weten wat vroeger gebeurd is. Op basis van zijn historische kennis bouwt hij een filosofische en politieke visie uit. Die zet hij uiteen in boeken zoals ‘Le Coeur Rebelle’ en vooral zijn laatste werk: ‘Un Samouraï d’Occident’. Hij zorgt bewust voor de postume verschijning van dit werk omdat  hij het bedoelt als de uitleg van de reden van wat hij in de Notre Dame heeft ondernomen.

Die filosofie, waarin hij zich ook religieus tot het heidendom bekent, bracht hem er toe vanaf het prilste begin naast Alain de Benoist te staan toen deze de ideeënstroming lanceerde die al vrij vlug als ‘Nieuw Rechts’ gecatalogeerd werd. Die levensbeschouwing bracht hem ertoe de decadentie van het Westen sterk aan te klagen en deze te lijf te gaan door steeds weer de klemtoon op de traditionele Europese waarden te leggen. Hij pleitte tegen het materialisme en voor een ethiek van eer en trouw die een Europese renaissance zou mogelijk maken. Het is in dat perspectief dat zijn zelfmoord moet worden bekeken. Hij wou er mee getuigen dat er waarden bestaan die het eigen ‘ik’ overschrijden en dat het hoog tijd wordt voor de Europeanen om zich hier opnieuw van bewust te worden.

Neen zijn vrijwillige dood was geen daad van wanhoop. Het was die van iemand die er van overtuigd is dat zijn offer ons op het pad van de redding van Europa zal brengen. Vaarwel kameraad Venner. We hopen dat wat je deed een aantal mensen heeft wakker geschud. Wij zullen je alvast niet vergeten.

N.B.: Bij de eerstkomende zomerzonnewende zal op de Olympus in Griekenland een ‘Dominique Venner Instituut’ boven de doopvont gehouden worden, opgericht door Philippe Conrad, Bernard Lugan en Jean‑Yves Le Gallou. De plaats van oprichting staat symbool voor de kern waaruit de Europese beschaving is ontstaan. Het instituut zal zich buigen over de Europese toekomst.

Hieronder vindt u de vertaling van de afscheidsbrief die hij in de Notre Dame achterliet:

Afscheidsbrief van Dominique Venner
(Vertaling door Francis Van den Eynde)

Waarom ik voor een vrijwillige dood heb gekozen?

Ik ben gezond van lichaam en geest en meer dan tevreden met de liefde waarmee mijn vrouw en mijn kinderen mij omringen.

Ik hou van het leven en verwacht niets meer daarna tenzij dat mijn ras moge blijven bestaan en dat mijn geest zou overleven.

Geconfronteerd met de grote gevaren die vandaag de dag mijn Frans en mijn Europees vaderland bedreigen, beschouw ik het, nu de avond van dat leven is aangebroken, als mijn plicht tot actie over te gaan, zolang ik daar de kracht toe heb.

Ik denk dat het nodig is dat ik mij opoffer om de slaperigheid die ons overrompelt, te doorbreken.

Wat mij van leven overblijft wil ik dus wegschenken als een vorm van protest maar ook ten bate van de heropbouw van onze beschaving.

Ik heb  een bijzonder symbolische plek gekozen om dit te doen, de  Notre Dame kathedraal van Parijs waar ik eerbied en bewondering voor koester.

Ze werd door onze voorouders met het genie dat hun eigen was opgericht op een eiland dat al eerder werd gebruikt voor een cultus die naar onze oudste wortels verwijst.

Daar waar zoveel mensen aan hun eigen leven verslaafd zijn, wil ik met dit gebaar getuigenis afleggen ten gunste van de  ethiek van de wilskracht.

Mijn zelfgekozen dood is bedoeld om slapende gewetens wakker te maken.

Ik kom op tegen fatalisme.

Ik kom op tegen de vergiftiging van onze zielen en tegen de invasie van persoonlijke verlangens die onze identiteitsverankering zwaar aantasten en zich onder meer vergrijpen aan het gezin, dat nochtans als de intieme onderbouw van onze duizendjarige beschaving moet beschouwd worden. Ik verdedig de identiteit van alle volkeren op hun eigen grondgebied en kom dus in opstand tegen de misdaad die de vervanging van onze bevolking op het oog heeft.

Vermits de heersende ideologieën blijkbaar hun toxische ambiguïteit niet kwijt geraken, moeten wij Europeanen uit deze vaststelling de nodige consequenties trekken.

We moeten beseffen dat wij, bij gebrek aan een eigen identiteitsreligie die ons houvast zou kunnen zijn,  al sinds Homeros beschikken over een gemeenschappelijk geheugen als bergplaats voor alle waarden waarop wij onze toekomstige renaissance zullen opbouwen die bevrijd zal zijn van de metafysica van het grenzeloze, die nefaste oorzaak van al de moderne afwijkingen.

Ik vraag bij voorbaat vergiffenis aan al wie mijn dood pijn zal doen. Eerst en vooral aan mijn vrouw, aan mijn kinderen, kleinkinderen en ook aan mijn vrienden en getrouwen.

Ik ben er echter van overtuigd dat, wanneer de schok van de pijn zal beginnen wegdeemsteren, zij de betekenis van het door mij gestelde gebaar zullen begrijpen en dat hun lijden dan stilaan in trots zal worden omgezet.

Ik wens dat ze met mekaar  overleggen om te blijven voortbestaan.

Ze zullen in wat ik recent heb geschreven de prefiguratie en de verklaring van mijn daad terugvinden.

Voor bijkomende informatie kan steeds beroep worden gedaan op mijn uitgever Pierre-Guillame de Roux die niet op de hoogte was maar mij al zeer lang kent.