In ‘t Pallieterke verscheen zopas een mooi ‘in memoriam’ bij het overlijden van Clem De Ridder, oud-voorzitter van het Davidsfonds, de eerste spreker op de allereerste IJzerwake in 1996.
Laat het als een cliché klinken, maar als ik schrijf dat vorige week woensdag, 30 oktober, Vlaanderen en de Vlaamse Beweging in het biezonder een heel grote meneer hebben verloren, dan zullen vriend en vijand dat alleen maar kunnen beamen. Als geen andere leider in de Vlaamse onafhankelijkheidsstrijder heeft deze al te bescheiden, maar zéér gedreven man onze gerechtvaardigde strijd een ziel én een stem gegeven.
Een summiere greep uit het Vlaams bewogen leven van deze 93-jarige kamper. Kort na de oorlog, in 1947, trad hij bij het Davidsfonds binnen als jonge bediende, in 1964 nam hij als sekretaris-generaal de taak van Edward Amter over en hij wist zich zó flink van die taak te kwijten, dat hij in 1977 met een zeer grote meerderheid werd verkozen tot nationaal voorzitter van de grootste kultuurvereniging van Vlaanderen. Intussen had hij al wel een meer dan gewone stempel op de Vlaamse Beweging gedrukt: in 1964 zette hij zijn schouders onder de oprichting van het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen (OVV), dat twee jaar later officieel van start ging en zich mee inzette voor Leuven Vlaams en andere strijdpunten, zoals de fusie van de 19 Brusselse gemeenten en… de splitsing van B-HV.
Als voorzitter nam Clem het voortouw in de strijd tegen het beruchte Egmontpakt, dat voor de rechtlijnige volksmenner met het aangeboren redenaarstalent niet door de Vlaamse beugel kon en dat het uiteindelijk ook tegen de niet-aflatende protesten heeft moeten afleggen. Clem De Ridder wist de kracht van zijn Vlaamse én kristelijke overtuiging met een benijdenswaardige vlotheid op de massa’s over te brengen. Toen hij in 1989, 65 jaar geworden, op een van de toen nog heel druk bijgewoonde kongressen van het Davidsfonds afscheid nam als voorzitter, leverde hem dat, volkomen terecht, een heel lang en heel warm afscheidsapplaus op en werd hem uit dankbaarheid voor wat hij voor de vereniging had betekend, spontaan de titel van erevoorzitter verleend.
Clem heeft in de Vlaamse Beweging gulden sporen getrokken, want hij was niet alleen de drijvende kracht achter het Davidsfonds en allerlei betogingen voor de Goede Zaak, hij was ook bedrijvig bij het IJzerbedevaartkomitee, dat hij tevergeefs heeft willen behoeden voor een normvervaging die later noodlottig zou blijken te zijn. Wie met de Vlaamse Beweging vertrouwd is, zal zich herinneren dat Clem zijn kandidatuur had gesteld voor de opvolging van wijlen Paul Daels bij dat komitee, maar dat hij, vooral door de anti-werving van wijlen Hugo Schiltz, het met slechts één stem verschil moest afleggen tegen “IJzeren Lionel”.
Ik herinner mij nog levendig dat Clem tot de genodigden behoorde op het feest van ‘t Pallieterkes gouden jubileum en dat hij er daar door een van de aanwezige dames toe aangespoord werd als redenaar op te treden op de eerste “IJzerwake”, waarvoor hij door Ledy Broeckx van het VNJ was aangezocht. Hij vond dat het zijn plicht was en hij dééd het, want zo was de goeie trouwe Clem De Ridder: altijd op de bres voor zijn Vlaanderen dat hij hartelijk liefhad.
Voor dat Vlaanderen – voor óns Vlaanderen – heeft hij ook mooie liederteksten geschreven, zoals Onze Lieve Vrouw der Lage Landen. Hij schreef ook voor de IJzerbedevaart en het Zangfeest en nu en dan voor de TV. De laatste jaren ging het niet meer zo best en die jaren heeft hij doorgebracht in een rusthuis in Bertem, waar Vlaanderen volgende woensdag, 6 november, in de Sint-Pieterskerk afscheid zal kunnen nemen van deze zachtmoedige Vlaamse beweger die een stevige vuist kon maken als het over de belangen van zijn dierbaar volk ging. Laat ik, niet zonder ontroering bij veel herinneringen, eindigen met een parafraze op wat zijn goeie vriend Anton van Wilderode over Lode Dosfel schreef: Vlaanderen, vergeet uw Ridder niet die uw geboeide was!
hvo