Wat is dat, ‘populisme’?

N.a.v. de ondertussen berucht geworden koninklijke kersttoespraak was het weer zover: de Vlaamsgezinden werden door de ‘weldenkenden’ in dit land met Albert II op kop eens te meer bedolven onder tal van beschuldigingen die bijzonder moeilijk te weerleggen zijn omdat niemand de precieze inhoud kent  van de begrippen die ze hier voor gebruiken, ook niet zij die ze zo gretig hanteren. Vraag maar eens aan Tobback of hij kan uitleggen wat de betekenis van populisme is. Wedden dat hij het antwoord schuldig blijft of op zijn minst in een bijzonder vage omschrijving vervalt! Hoog tijd dus om een aantal woorden van dat slag onder de loep te houden. Niet alleen trouwens om de verdachtmakingen ,die er mee bedoeld worden,te kunnen ontzenuwen maar ook om aan te tonen dat zij die ze zo vaak in de mond nemen, niet weten waar ze het over hebben…

Het toeval wil dat het conservatief vormingstijdschrift  Tekos (www.deltastichting.be) een paar maand terug een nummer over populisme uitgaf  met hierin o.m. een artikel waarin ik een analyse bracht van de hedendaagse betekenis van dat woord en van enkele andere van die slag. Met de toestemming van de uitgevers selecteer ik voor Rechts Actueel hieruit het volgende:

Fascisme:  een politiek systeem dat door de Italiaanse dictator Benito  Mussolini in het leven werd geroepen. Mussolini  kwam uit de extreem linkse hoek. Hij was zelfs een tijdlang de hoofdredacteur van het Milanees socialistisch dagblad Avanti (het Italiaans voor Vooruit, niet toevallig de naam van de Gentse socialistische krant waaruit De Morgen is ontstaan…). Dit bracht o.m. met zich mede dat Mussolini  zijn leven lang van mening is geweest dat zijn fascisme een vorm van socialisme was.  Maar wat er ook van zij: op enkele specialisten na weet niemand  nog wat het  fascisme  in de realiteit was en wat het bedoelde te zijn. Het fascisme is immers al sinds 1945 samen met Mussolini van de aardbodem  verdwenen  en is dus  of een louter historisch begrip geworden  of een woord dat in het dagelijks politieke leven weliswaar veel wordt gebruikt maar dan uitsluitend als scheldwoord. Men weet er zelfs zo weinig van dat de meeste mensen het verkeerd uitspreken. In het Nederlands  hoort het met een “S”- en niet zoals doorgaans gebeurt, met een uit het Italiaans overgenomen  “sj “ klank. Precies het feit dat niemand echt weet wat het woord  inhoudt, maakt het uitermate geschikt om er mee te schelden. Wie kan zich tenslotte verdedigen tegen een aantijging waarvan niet  precies geweten is, wat er mee wordt bedoeld?  Het komt bovendien nog altijd beleefder over iemand een fascist te noemen dan hem gewoon voor smeerlap uit te schelden en toch is het even beledigend. Het is tenslotte zeer terecht dat een Frans auteur ooit schreef dat men altijd wel iemands fascist is. Zo was er een tijd dat de orthodoxe communisten ( strekking Moskou dus) door de maoïsten (strekking Peking) sociaal-fascisten werden genoemd.

Extremisme: ook al een woord dat voor politiek gebruik zeer handig uitvalt. De betekenis ervan is bijzonder relatief.  Elke  ideologie die geen deel uitmaakt van het politieke centrum, zal altijd voor diegenen die zich ‘politiek correct’ opstellen, onder de noemer extremisme thuis horen. Maar in feite komt het er ook op neer dat voor de meeste mensen iemand een extremist is wanneer die precies het tegenovergestelde predikt van wat zij zelf denken. Zo zal een Vlaams separatist in de ogen van een vurig aanhanger van de Belgische eenheid ongetwijfeld een extremist zijn,maar is het omgekeerde even waar. In de loop van de jaren is het begrip echter sterk pejoratiever gaan klinken. Rond het woord extremisme hangt tegenwoordig een sterke geur van geweld en zelfs van terrorisme. M.a.w. de beschuldiging van extremisme  is vandaag de dag veel minder onschuldig dan in de zestiger jaren, toen het begrip in het politiek jargon van dit land doorbrak om het tegen de toenmalige Volksunie  te gebruiken. Deze partij was immers op electoraal vlak voor de traditionele partijen een geduchte concurrent aan het worden en moest dus met alle middelen bestreden worden.

Antipolitiek: een begrip dat in België opgang begon te maken na de verkiezingsoverwinning van het Vlaams Blok in 1991 (zwarte zondag). Er moest voor deze onverwachte gebeurtenis toch een verklaring worden gevonden… Behalve dat het pejoratief bedoeld is, weet niemand wat het woord inhoudt (zelfs Wikipedia heeft er geen verklaring voor). Antipolitiek is dus net als fascisme uiterst geschikt om in een scheldtirade te worden gebruikt. Het populisme hoort in deze reeks thuis. Het woord heeft een pejoratieve bijklank en niemand weet precies wat het inhoudt. M.a.w.  je kunt,  net als bij  die andere opgesomde voorbeelden, er straffeloos  om het even wie van betichten zonder dat de betrokkene zich kan verweren. Op het eerste zicht zou deze vaststelling moeten volstaan om verder niet al te veel tijd aan het begrip te besteden.  Maar het komt in het politiek jargon van deze tijd te vaak voor om het daar bij te laten.

Populisme:  Bovendien gebeurt het af en toe ook dat politici het zelfs wagen zich  als populist  voor te stellen. Terwijl niemand er nog maar aan zou denken  van zich zelf  te zeggen dat hij een fascist of een extremist  is. Het kan dus toch verantwoord zijn, eventjes bij het woord populisme stil te staan.  Het is waarschijnlijk in het Rusland van het einde van de negentiende eeuw, dat het woord populisme  ontstond en voor het eerst als een politiek begrip gebruikt werd. Meer bepaald door  een revolutionaire organisatie die zich Narodniki noemde en vrij utopische idealen nastreefde (iets wat in het Rusland van die tijd wel meer voorkwam). Narodniki verzamelde  voornamelijk jonge intellectuelen, die  een egalitaire en rechtvaardige maatschappij op basis van de traditionele Russische dorpsgemeenschappen, in het leven wilde roepen. Iedereen zou na een herverdeling van de gronden over een bescheiden landbouwbedrijf  beschikken… Uit deze beweging groeide  Narodnadja (wil van het volk) . Een vereniging die regelmatig aanslagen pleegde en in feite aan de basis lag van de Sociaal- Revolutionaire partij die het terrorisme niet schuwde en op nogal wat steun bij de boeren mocht rekenen. Verschillende  Russische intellectuelen  van naam steunden het ideeëngoed van Narodniki zo bv de bekende schrijver Tolstoj.

Een kunstrichting in Frankrijk en Nederland: In West-Europa is het verhaal van het begrip populisme totaal verschillend. Voor zover geweten duikt het er maar pas in 1930 op en dan zelfs niet eens in de wereld van de politiek maar in die van de kunst. Namelijk in Frankrijk waar een aantal schrijvers in augustus van dat jaar onder de verzamelnaam ‘Les Populistes’ een manifest uitgeven waarin gepleit wordt voor  ‘kunst die door het volk begrepen wordt’. Ze krijgen navolging in Nederland waar in 1935 enkele schrijvers met dat zelfde doel overgaan tot de oprichting van  de ‘Groep der Populisten’.  Die pleit o.m. voor een meer karikaturale en meer naturalistische kunst waarin ook meer humor aan bod komt. Na WO II duikt de term dan weer voornamelijk in Zuid-Amerika op. Daar zijn regimes aan het bewind gekomen, die weliswaar vrij persoonlijk en autoritair zijn, maar tegelijkertijd zeer sterke sociale accenten vertonen (Juan Peron in Argentinië bv.). Daar deze niet zo maar op de sacrosancte links-rechts schaal konden worden gesitueerd kregen ze dan maar het epitheton populistisch opgeplakt.

In West-Europa waar het begrip nooit helemaal weg was geweest, steeg het gebruik ervan  in het politiek jargon plots exponentieel  op het eind  van de jaren tachtig  en in het begin van de jaren negentig.Hoe is dit te verklaren? In de jaren tachtig werd plots met verbazing vastgesteld dat in een aantal  landen politieke partijen die het taboe  durfden doorbreken dat rond de immigratieproblemen  bestond, electoraal flink begonnen te scoren (het FN in Frankrijk,  de Republikaner in Duitsland, het Vlaams Blok in Vlaanderen …). Nogal wiedes dat dit als storend werd ervaren niet alleen door  de aanhangers van de heersende ideologieën die zich hierin bedreigd voelden, maar ook door de traditionele partijen die hun kiezers begonnen te verliezen omdat ze dit hete  hangijzer nooit hadden durven aanpakken. Het kwam er op neer dat het tot dan toe onaantastbaar geacht maatschappelijk dogma  van de probleemloze immigratie plots aan het wankelen werd gebracht.

Het spreekt vanzelf dat de onverlaten die dat op hun geweten hadden, zo vlug mogelijk dienden onschadelijk te worden gemaakt. Daarom werd hen al gauw het etiket uiterst rechts opgeplakt. Ook al zo een passe-partout woord dat het voordeel  biedt dat  het pejoratief en zelfs zeer pejoratief overkomt. In de perceptie wordt extreem rechts immers geassocieerd met brutaal geweld, fascisme, nazisme etc. (terloops moet er opgemerkt worden dat toen deze beide totalitaire systemen nog overeind stonden, niemand er ooit aan gedacht heeft ze uiterst of extreem rechts te noemen). Wat er ook van zij, deze aantijgingen hebben die partijen op electoraal vlak weinig of geen schade toe gebracht  maar zorgden wel voor  de ideologische en politieke verantwoording van het cordon sanitaire dat rond hen gespannen werd en hen  op termijn  wel  behoorlijk veel  kwaad zou doen.

In de jaren 9O werd Europa echter  geconfronteerd met een tweede golf van non-conformistische partijen en dit zelfs in landen waar ‘men’ het nooit verwacht had (Oostenrijk, Italië, een aantal Scandinavische landen,  Zwitserland Hongarije, Roemenie, Griekenland en zelfs… Nederland).  Deze formaties boekten  succes omdat ook zij van meet af aan of op zijn minst na een vrij korte tijd ( dit laatste was o.m. het geval voor  de Lega Nord  in Italië en de N-VA in Vlaanderen) de zware problemen die de immigratie veroorzaakt, ter tafel durfden brengen. Het zou te doorzichtig en dus weinig overtuigend geweest zijn ook al deze partijen onder de noemer  ‘uiterst rechts’ te rangschikken. Er moest dan ook een ander negatief klinkend epitheton gevonden worden en zo werd het adjectief ‘populistisch’ van onder het stof gehaald . Niet dat het volledig in onbruik was geraakt, ook de partijen van de eerste lichting waren er al mee gekwalificeerd geworden maar dan slechts in tweede instantie, na ‘ uiterst rechts ‘ dus.

Ondanks het feit dat hun programma’s  in bepaalde gevallen slechts weinig verschil met die van de  partijen van de eerste worp vertonen en ze soms zelfs radicaler over komen (Wilders gebruikt m.b.t. de islam een ’straffere’ terminologie als pakweg het FN en het VB) worden deze jongere partijen  dus  meestal uitsluitend als populistisch gebrandmerkt en niet als uiterst rechts. Politieke logica zit hier misschien niet in, maar  ‘de perceptie’  heeft haar belang, nietwaar?

Uit al wat vooraf gaat kunnen we concluderen dat het epitheton populistisch weliswaar pejoratief bedoeld is, maar dat dit niet betekent dat wie er mee opgezadeld wordt daarom  voortaan met de kop naar beneden  door het leven moet gaan. Het is integendeel duidelijk dat wie populist genoemd wordt, iemand is die de politieke correctheid bestrijdt en dat is… een heilige democratische taak. Gezien de negatieve perceptie van het woord,  is het echter ook niet aanbevelingswaardig zich zelf met dit etiket voor te stellen (zelfs niet als geuzennaam). Net zoals het geen aanbeveling verdient de scheldwoorden te retourneren die tegenstanders ons naar het hoofd slingeren (fascist enz.) Wie de woordenschat van de tegenstander overneemt,  geeft  de indruk dat deze  tegenstander toch  met enig gezag spreekt.

Als toemaatje een boodschap voor al wie omwille van zijn politieke mening scheldwoorden moet incasseren en/of verdacht wordt gemaakt. Ze is meer dan vier eeuwen oud maar nog steeds van toepassing: “Indien het hier in ’t vaderland zoo gelegen is, dat men de  waarheid niet mag spreken, zoo ist  er ellendig gesteld, nochtans zal ik die spreken zoo lang als mijn ogen open staan” (Michiel Adriaanszoon de Ruyter  1672).

8 comments

  1. Als je aan de omschrijving van begrippen optekend kun je best proberen zo neutraal mogelijk te zijn. Dit had een goed artikel geweest als je alleen de feiten had weergegeven en het foute gebruik van deze woorden door sommige politici zo had blootgelegd. Spijtig genoeg sloop er weer wat agressiviteit en calimero-gevoel in. Dit doet afbraak aan je geloofwaardigheid en zo overtuig je alleen mensen die al overtuigd zijn. Wat zeer spijtig is wat hebt hier misschien wel een punt, maar door het taalgebruik en steken naar de linkse zijde komt dit over als goedkoop propagande in plaats van een goed ge-argumenteerde rechtzeting van fout woordgebruik. spijtig…

    1. Het klopt dat een serene toon vaak overtuigender is maar hoe zou ik een polemische stijl kunnen vermijden wanneer de besproken woorden nog louter en alleen gebruikt worden om er te proberen tegenstanders mee plat te slaan. De koninklijke kerstboodschap sprak boekdelen op dat vlak..

      1. Ik ga zeker en vast niet ontkennen dat die kerstboodschap niet slim was van de koning en van de regering. vooral niet wat di Rupo erover zegt in de zondag.

        Maar ik ben ook eens gaan zoeken naar definities van populisme. En u heeft gelijk dat het de laatste jaren negatief gebruikt wordt door andere politici. Maar het boek Politiek van Hoogleraar aan de K.U Leuven Marc Hooghe omschrijft extreem-rechts populisme als een ideologie die globalisering en multiculturaliteit als een bedreiging ervaart, het doel is het bewaren van de eigen identiteit. Maar ze hebben niet altijd een even duidelijk standpunt over de concrete invulling van die nationale identiteit: de nadruk lig op het afwijzen van vreemde invloeden en niet op het definiëren van de eigen identiteit.Ook een nadruk op orde,recht en traditionele waarden en normen. Veel gebruikt door partijen die deze ideologie aanhangen is de anti-esthablishmentretoriek. Zij zijn de spreekbuis van het volk, zij weten wat het volk echt wil.

        Als ik deze definitie vergelijk met uitspraken van extreem-rechtse organisaties. dan zie ik geen redenen om aan deze definitie te twijfelen. Ik weet niet wat u van deze definitie vindt. Maar volgende keer dat iemand een populist of extreem-rechts wordt genoemd kan deze persoon dit boek citeren en dan weet iedereen meteen wat er juist met deze woorden bedoeld wordt. Dan is er geen ambiguïteit meer maar een duidelijke definitie.

        1. Als Marc Hooghe dat schrijft in een lesboek, dan bewijst dat voor mij vooral dat hij geen wetenschapper is. Een definitie van een begrip moet immers losstaan van de persoonlijke voor- of afkeur van een wetenschapper, en dit rammelt aan alle kanten. Laat me gewoon even hetzelfde doen: extreem-links populisme is een ideologie die winst maken en culturele hiomogeniteit als een bedreiging ervaart, het doel is het bereiken van de ideale maatschappij waarin iedereen ‘gelijk’ is. Ze hebben niet altijd een duidelijk standpunt over hoe iedereen ‘gelijk’ moet zijn: de nadruk ligt op het afwijzen van ‘ongelijkheid’ en ‘discriminatie’. Ook een nadruk op mensenrechten, de crimineel als slachtoffer van ‘het systeem’ en progressieve normen en waarden. Veel gebruikt door partijen die deze ideologie aanhangen is de ‘sociale zekerheid’-retoriek. Zij verdedigen het inkomen van de mensen, zij weten wat het volk echt nodig heeft.
          Hé, kijk, ik heb wetenschappelijk ‘bewezen’ dat SP.a, PS, Groen en PVDA extreem-linkse populisten zijn! Of zou het aan mijn definitie liggen?

          1. Ik vind uw argument over de sociale zekerheid-retoriek er precies een beetje bij gesleurd omdat uw redenering moest kloppen. De anti-establishment retoriek die beschreven wordt in het boek van marc Hooge vind ik toch iets frappanter en duidelijker. Dus dat het populisten zijn vind ik niet echt bewezen. Het extreem-links gedeelte heeft u niet helemaal ongelijk. Alhoewel dat SP.A de laatste jaren te gematigd is geworden om te voldoen aan uw voorwaarden. Groen wordt volgens Marc Hooge in een andere categorie geplaatst. Die van de ecologisten. Maar ze hebben zeker wel dingen gemeen met de extreem-linkse partij PVDA die ook als extreem-links bestempeld wordt door de publieke opinie. Dus hier hebt u bewezen dat PVDA extreem links is wat geen echt schokkende vaststelling is toch?

            Ik ben me ervan bewust dat dit deze definitie wat negatief overkomt. Ik hoop ook dat dit niet de juiste voorstelling is van extreem-rechtse populisten. Ik denk dat je best argumenteert wat niet klopt aan deze definitie. Bewijs dat extreem-rechtse organisaties niet zo zijn. En hoe deze organisaties dan wel zijn. Dit zal meer effect hebben dan een vergelijking die niet echt veel nieuws brengt.

            1. Het probleem is dat je met een onwetenschappelijke, vooringenomen definitie alles kan ‘bewijzen’. Laat ons een andere vergelijking nemen. Ik definieer een ‘levensgevaarlijk beest’ als een beest dat een bek heeft, tanden heeft en gromt. Ik poneer nu dat een poedel een levensgevaarlijk beest is. Zodra jij zegt dat je poedels kent die niet levensgevaarlijk zijn, zeg ik: toch wel, bewijs me wat niet klopt aan deze definitie: er zijn toch een bek, tanden en gegrom? Het probleem is dat in de definitie het element ‘dermate gevaarlijk zijn dat het leven kan bedreigd worden’ ontbreekt. De definitie zélf is dus verkeerd, want veel te ruim opgevat. Wat ontbreekt aan de definitie van populisme is: policiti die eigenlijk geen overtuiging of principes hebben maar elke dag zo hard mogelijk meeroepen met de waan van de dag om er stemmen mee te halen. Het probleem is dan natuurlijk dat de zogenaamde ‘populisten’, zoals VB en NVA, nu net de meest strakke principes in de belgische politiek hebben, terwijl het net de traditionele families CD&V, SP.a en VLD zijn die het vaakst totaal van koers veranderen in de hoop stemmen te halen. En dus moet onze geleerde prof zijn definitie zo manipuleren, dat alleen eronder valt wie hij eronder wil hebben… Dat is geen wetenschap, dat is toogpraat.

  2. De term “populisme” is een boemanwoord. Het is een woord waarvan de werkelijke epistemologische betekenis zeer vaag is en daarom uiterst geschikt om irrationele angst aan te jagen. Populistisch is alles wat er toe strekt het volk politiek bewust(er) te maken en wat “not amused” is met de politieke klasse. Daar niemand echt goed weet wat “populisme” is wordt het gebruikt om alles wat voor het politieke establishment schadelijk zou kunnen zijn in een slecht daglicht te plaatsen Het is een leeg scheldwoord geworden zoals er velen zijn: racist, nazist, fascist, extremist, nationalist, enz. Populisme betekent dat de politiek “op straat” zou worden gemaakt, hetgeen een gruwel os voor iedere mandataris. Mijn overtuiging is het echter dat populisme een synoniem is van rechtstreekse democratie (nog zo’n gruwel voor de politicus). Heeft de grote en deskundige filosoof Jean Jacques Rousseau niet gezegd dat vertegenwoordide deocratie GEEN democratie is? Hebben in een ware democratie de volksvertegenwoordigers niet de taak de wil en de beslissingen van het sacrosancte Volk te trachten te verwezenlijken? In de moderne partitocratie, de de naan van “democratie” heeft geusurpeerd, is de verkozene enkel en alleen te dienste van zijn partij en is aan het Volk geen enkele, maar dan ook geen enkele, raadpleging of verantwoording verschuldigt. Ten slotte, wisten jullie dat de monarchale staatsvorm niet met een democratische Staat te verzoenen is?

  3. “Populisme” is een fata morgana uit de LINKSE duim van PoCo-schrijvelaars gezogen om te misbruiken al inspiratieloos verwijt bij gebrek aan steekhoudende argumenten, zoiets uit dezelfde politiek-correcte grabbelton als “hate speech”, “racist”, “xenofoob”, “discrimineerder” , “jongere” etc….Uiteraard excelleren de meeste onzer gazet en weekbladschrijvelaar daarin, ha ja, ze moeten toch in iets goed proberen te zijn….

Comments are closed.