Vorige zondag overleed François Brigneau, een pionier van het Franse Front National. Hij werd bijna 93 jaar. Net als Jean-Marie Le Pen zag Brigneau, wiens echte naam Emmanuel Allot luidde, het levenslicht in Bretagne, meer bepaald in Concarneau (Finistère), en dit op 30 april 1919.

Brigneau groeide op in een links milieu. Zijn familie bood in de jaren dertig onderdak aan onder meer een Oostenrijkse socialist en aan verschillende Joodse vluchtelingen. In 1937 werd hij actief lid van de‘Parti frontiste’, een poging tot linkse frontvorming. Net als één van de leiders van de ‘Parti frontiste’, Gaston Bergery, evolueerde Brigneau naar de uiterste rechterzijde. In de Tweede Wereldoorlog kwam hij in de collaboratie terecht. De Franse dichter en latere ter dood veroordeelde Robert Brasillach, die hij ontmoette tijdens de oorlog en waarmee hij later in de gevangenis belandde, werd zijn grote voorbeeld.

Wanneer de geallieerden Normandië binnenvallen, sluit hij zich aan bij de ‘Milice’, een paramilitaire groepering onder het Vichy-regime die het verzet moest helpen bestrijden. Na de oorlog krijgt hij – zoals zovele collaborateurs – gratis onderdak bij de staat. Na een jaar staat hij op straat en huwt hij de nicht van Georges Suarez, een Franse schrijver en journalist.

Schrijven: dat wil hij ook wel doen. Onmiddellijk start hij met zijn journalistieke loopbaan. Zijn literaire ambities brengen hem in het kielzog van de ‘Hussards’, een verzameling van rechts schrijvers met een vaste stek in de diverse kroegen van Saint-Germain-de-Près, en die zich afzetten tegen de linkse Sartre. In 1954 levert Brigneau’s schrijfwerk hem de ‘Grand prix de littérature policière’ op: ‘La Beauté qui meurt’ is het bekroonde werk. Zijn journalistieke loopbaan brengt hem onder andere bij ‘Paroles françaises’, ‘France dimanche’, Le Rouge et le Noir’, ‘Rivarol’ en ‘Ciné-Monde’. Hoofdredacteur is hij bij ‘Sémaine du Monde’ en bij ‘Minute’, waarvan hij tot in het midden van de jaren tachtig de ster-editorialist van is.

Bij de presidentsverkiezingen van 1965 zit hij in het campagne-comité van de rechtse politicus Jean-Louis Tixier-Vignancour. Daarna wordt hij lid van het – vooral in Frankrijk – legendarische Ordre Nouveau. Nog iets later richt hij mee het Front National op, waarvan hij in 1972 en 1973 vice-voorzitter is. Brigneau verwijdert zich van het FN, wanneer een deel van de leden afscheurt om een nieuwe partij op te richten, de Parti des forces nouvelles (PFN).

Veel later keert hij terug naar het FN, zonder evenwel deel uit te maken van het apparaat. In de jaren ’80 en ’90 werkt hij wel mee aan het FN-blad ‘National-Hebdo’. Zijn politieke schrijfsels brengen François Brigneau meermaals voor de rechter. Zo schreef hij meermaals kritische artikels over de té grote invloed van de Joodse gemeenschap in Frankrijk, wat hem verschillende zware geldboetes opleverde. Rond de jaarwisseling van 1998-1999, op het hoogtepunt van de ruzie tussen Le Pen en Bruno Megret, kapt hij met het FN, omdat hij niet kan kiezen tussen de twee.

Zijn laatste politieke optreden maakt Brigneau bij de Europese verkiezingen van 2009, wanneer hij zijn sympathie voor de ‘Liste anti-zioniste’ van de Franse politiek-geëngageerde humorist Dieudonné niet onder stoelen of banken steekt. In 2010 duikt zijn naam nog eens op wanneer een linkse uitgeverij één van zijn oude werken wil uitgeven. Een deel van de in de uitgeverij ondergebrachte auteurs protesteert omwille van de politieke ideeën van Brigneau.

François Brigneau zal vooral herinnerd worden voor zijn rechtlijnigheid.

U kan hem overigens aan het woord en aan het werk zien in deze reportage over Jean-Marie Le Pen.

Dit nieuws alleen dankzij jouw steun!

Help ons de leugens van de main stream media (MSM) te doorbreken. Geef ons 5 euro – of meer!

€ 5,00

Trending

%d bloggers liken dit: