Na de grootschalige multiculturele rellen in Groot-Brittannië, niet uitsluitend maar toch vooral (en zeker in Londen) uitgevoerd door zwarten, wordt in het debat geregeld verwezen naar een politicus die de huidige chaos correct lijkt voorspeld te hebben: Enoch Powell, in 1968, met een beroemde toespraak die de geschiedenis inging als de ‘Rivers of Blood‘-speech.
Enoch Powell, die leefde van 1912 tot 1998, was afkomstig uit Birmingham – één van de steden die nu zwaar getroffen zijn. Na lesgeven in Australië en actieve strijd tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij verkozen tot parlementslid in Wolverhampton, nabij Birmingham. Begin jaren ’60 was hij een tijdlang minister voor de conservatieve partij, nadien was hij lid van het ‘schaduwkabinet’ – een Brits gebruik waarbij de oppositie een ‘schaduwregering’ vormt die de échte regering dicht op de huid zit.
Powell beleefde echter zijn politieke topmoment op 20 april 1968. Aangesproken door zijn ongeruste blanke Britse kiezers, die hun buurten zagen veranderen onder druk van de toen al toenemende immigratie, nodigde hij de pers uit voor een rede die hij zou uitspreken in Birmingham. Dat werd de ‘rivers of blood’-rede, die schokgolven zond door het hele Britse bestel. Powell waarschuwde voor de gevolgen van de beginnende massa-immigratie, en in het bijzonder voor de chaos, de ontwrichting en de armoede die daaruit zouden voortvloeien.
Hij sloot zijn toespraak af met: ‘Als ik vooruitkijk, ben ik met sombere voorgevoelens vervuld. Net als de Romein, lijk ik de rivier de Tiber te zien dampen van bloed’. Dat verwijst naar een beroemde passage uit het werk Aeneis van de Romeinse dichter Vergilius (70 v Chr – 19 v Chr ): ‘ Bella, horrida bella, et Thybrim multo spumantem sanguine cerno’ – ‘Oorlog, vreselijke oorlog, en de Tiber vol bloed.’
Powell verzette zich in het bijzonder tegen de eerste door Labour voorgestelde ‘antiracisme’-wetgeving, die volgens hem Britten tot schuldigen maakte in hun eigen land. Achteraf bekeken is de invoering van die wetten zowel in Groot-Brittannië als bij ons inderdaad een scharniermoment, waarbij meerdere rechten en vrijheden – waaronder het recht op vrije meningsuiting – ondergeschikt werden gemaakt aan de verplichte multiculturele overheidsdogma’s.
Powell betaalde zijn moed duur. Hij werd een dag later al uit het schaduwkabinet gegooid en zou nooit nog een belangrijke positie bekleden, ook al wees een opiniepeiling in 1972 uit dat hij de populairste politicus van het land was. Het respect van de gewone mensen voor zijn moed is wel altijd gebleven; ‘Powell was right’ is aan de overkant van het Kanaal nog steeds een veelgehoord citaat ter rechterzijde.
Gelet op de manier waarop in dit debat citaten bewust verkeerd worden geïnterpreteerd, kan het geen kwaad te benadrukken dat Enoch Powell absoluut géén ‘rivieren van bloed’ wilde zien of daartoe opriep (en dus hoegenaamd ook geen verachtelijke moordenaars om die te veroorzaken), maar integendeel – zoals Powell zegt ‘met sombere voorgevoelens vervuld’ – daartegen waarschuwde en dat op vreedzame wijze door politieke maatregelen wilde voorkomen.
Hieronder beelden van de toespraak.