Het nieuws kopt vandaag dat er inmiddels ruim 18 miljoen euro binnen is gekomen op de geldrekening giro 555, dit moet ten bate komen van de slachtoffers van de droogte in de Hoorn van Afrika. Toch valt er het nodige te vertellen over Afrika, media, de humanitaire industrie en de rol van de landen die hulp leveren bij dergelijke roepen om noodhulp, deze keer in Oost-Afrika. Ik las daarom het kritische boek over noodhulp, de crisiskaravaan van Linda Polman.
De gedachte achter het boek is om inzicht te geven wat er achter de schermen van het de noodhulpindustrie zich allemaal afspeelt. Wij zien – zoals ook bij deze ramp – uiteraard enkel dramatische beelden van hongerende mensen, bekende Nederlanders die oproepen tot het storten van geld en de media die ruimschoots aandacht aan dit alles besteden. Kritische noten zijn hierbij zeldzaam, worden uiteraard niet gewaardeerd, en de focus ligt heel duidelijk op het genereren van gelden.
Met die wetenschap is dit boek extra interessant. Het viel mij al op in de berichtgeving hoe zwaar deze gebeurtenis wordt aangezet, echt duidelijk middels de overtreffende trap. ´Ergste droogte sinds tijdens´ vertelde het RTL-Nieuws deze week. Polman schrijft dat fondsenwervers worstelen met het ´heb ik al gezien-syndroom´ en daarom de gebeurtenis schetsen als bijvoorbeeld ´de ergste humanitaire crisis ooit´. Het komt er dus op neer, dat men gaat overdrijven in de woordkeuze en het gebruik van beelden om meer geld binnen te krijgen.
Het boek geeft echter een wel zorgwekkend inzicht in de werking van de verstrekkers van de noodhulp, de NGO`s – Non Gouvernementele Organisaties, denk aan het Rode Kruis, Unicef – en de dilemma´s waar ze mee te maken krijgen. Ze werken bijvoorbeeld samen met lokale krijgsheren, om toch wat hulp te kunnen geven aan noodlijdenden. Vechten met tientallen andere NGO´s om contracten om ergens te mogen zitten. Grote delen van de budgetten komen niet terecht bij de hulpbehoevenden, delen daarvan verdwijnen in de organisaties zelf. Controle op de begrotingen en de daadwerkelijke bestedingen van de gelden is er nauwelijks.
´De meeste van ons waren met de ethiek van ons hulpaanbod ook helemaal niet bezig,´ aldus een medewerker van Refugee Help.
Gevolg van de torenhoge budgetten is ook dat velen in Afrika gaan reageren op de geldstroom die hun kant op komt. Dictators die zelf hongersnoden creëren om toegang te krijgen tot de gelden, vervolgens als de hulpstroom op gang komt geld eisen of zelfs de goederen verpatsen. Opvangkampen van de hulporganisaties die worden misbruikt door legerleiders om uit te rusten en een nieuwe troepenmacht op te bouwen. Denk bijvoorbeeld aan Srebrenica waar moslimleiders vanuit het VN-beschermde gebied de omliggende Servische dorpen plunderden.
Interessant vind ik ook dat Polman weet te beschrijven wie er allemaal in de molen meedraait van deze noodhulpindustrie en met welke bijdrage. Journalisten bijvoorbeeld, die in de watten worden gelegd door fondsenwervers en vervolgens mooie stukken schrijven en ook de meest dramatische foto´s op de voorkanten van de kranten doen geraken. Maar ook bekende wereldsterren als Bono en Bob Geldof, met hun concerten maar ook met concrete vragen tot het kwijtschelden van de schuldenlasten van landen. Uiteraard geldt, met of zonder schuldenlast, je wilt uiteraard liever iets te eten of een regering die je land opbouwt.
Ik vind het zeker een interessant boek dat bij deze nieuwe mega-oproep om gelden voor Oost-Afrika te doneren, zeker gelezen mag worden. Het geeft de nodige inzichten en verduidelijkingen, die hard nodig zijn, gezien de schreeuwerige roepen om meer centjes, die de afgelopen week de beeldbuis hebben gesierd.