Anders, Volkert en onze overheden

Deze maandag werd meer duidelijk over de motivatie van de Noorse terrorist Anders Behring Breivik, met name waarom hij een slachting aanrichtte op het Noorse eiland Utøya. De motivatie is dat hij het Noorse volk heeft willen schokken en hij bewust de machthebbers van het land pijn heeft willen doen. De Noorse sociaal-democraten van de Arbeiderspartij, die al sinds jaar en dag het beleid bepalen van zijn land, houdt hij verantwoordelijk voor de huidige situatie. Hij plande zijn daad minutieus en had een duidelijk doel: deze politieke partij zo hard mogelijk treffen.

Het is onmogelijk om in een denkwereld te geraken van iemand die het woord, het debat, de rede, alle democratische middelen niet meer toereikend genoeg vindt. De lege ruimte waarin men zich omzet van het verlaten van de middelen die onze democratische maatschappij biedt, in de richting van dergelijke acties, moet worden bestudeerd door psychologen die veel beter in de menselijke geest kunnen kijken.

Vanuit Nederlands perspectief, doet een dergelijke geweldsuitbarsting terugdenken aan het jaar 2002. Toen stond Pim Fortuyn bij het einde van de verkiezingscampagne torenhoog in de peilingen en met zijn politieke stroming zou hij het beleid van Nederland kunnen gaan bepalen. Toen had Volkert van der Graaf een duidelijk doel en ook zijn daad was gericht tegen een politieke stroming, vertegenwoordigd door deze ene persoon. Deze daad was ook vooraf gepland en tevens feilloos uitgevoerd.

Zowel Volkert als Anders konden hun daad duidelijk niet legitimeren middels de door hun gegeven motiveringen, noch met enige ideologisch zinvolle argumenteren. De motivering bij de overstap van kritisch denken over de samenleving, naar het neerschieten van mensen die andere opvattingen houden, wordt bij beide niet duidelijk.

Nu blijkt echter dat de Noorse overheid een misser heeft gemaakt, ze reageerde niet op het naar boven komen van Breivik zijn naam, op een lijst van verboden chemicaliën, die hij in Polen kocht. Net als de Nederlandse overheid, die niet reageerde op ernstige bedreigingen richting Fortuyn, alsmede weigerde hem bescherming te bieden. In mijn optiek is de vreselijke gemene deler in beide verhalen het falen van de overheid en haar instanties, die genoeg controleren en bespieden, maar vaak genoeg waar nodig niet ingrijpen.