Zondag neemt Albert II afstand van de troon en wordt Philippe de Belgique de nieuwe koning. Bij het bekendmaken van dit nieuws barstte meteen de discussie los over de rol van de monarchie: moet het koningschap louter ceremonieel worden ingevuld of niet? Maar wat is eigenlijk de rol van de Belgische koning? Heeft de koning eigenlijk nog wel iets te zeggen of niet? Om toch wat weerwerk te bieden tegen de koekendozenromantiek en de liters siroop die de laatste dagen door de media over onze hoofden worden uitgestort, biedt Rechts Actueel u een herwerking aan van een artikelenreeks die in 2011 over verschillende Revoltes, het tijdschrift van Voorpost, is verschenen. De reeks gaat over het Belgische establishment, met aan het hoofd de koning, en wie er zoal bij hoort. Als voornaamste leidraad werd gebruik gemaakt van ‘De Vlamingen. Een volk zonder bovenlaag.’ van wijlen Joost Ballegeer (1938-2007), dat in 2005 verscheen en vandaag zo goed als onvindbaar is. De teksten die in Revolte verschenen zijn geactualiseerd.
Het Hof
Een belangrijke factor in het establishment is het Hof: de koninklijke familie, hét symbool bij uitstek van de Belgische eenheid, en haar entourage. De macht en de uitstraling die het koningshuis bezit komt goed van pas om verdienstelijke Vlamingen, en liefst diegenen die een sleutelrol vervullen in de Vlaamse samenleving, te paaien en te neutraliseren. Een beproefde methode daartoe is het verheffen in de adelstand, waarmee wordt ingespeeld op de ijdelheid van de betrokken persoon. Dit kan potsierlijke vormen aannemen: toen astronaut Dirk Frimout geadeld werd, veranderde diens echtgenote Godelieve haar oer-Vlaamse naam meteen in ‘Laurence’. Belachelijk inderdaad, maar dit voorbeeld toont aan dat deze methode werkt. Doch ondanks pogingen als deze om zich te ‘integreren’ voelen vele van de nieuwbakken Vlaamse nobiljons zich niet thuis in het overwegend franskiljonse wereldje van de adel. Pogingen om de Vlaamse adel in een eigen structuur onder te brengen zijn tot op heden mislukt. Spilfiguur in deze pogingen was (is?) baron Paul de Meester, die in het verleden door de zogenaamde ‘hogere kringen’ reeds geïnterpelleerd is geweest voor zijn assertieve Vlaamse houding. Naast het verlenen van adellijke titels gaat de koninklijke familie sinds de jaren ’90 wat meer op stap in Vlaanderen: regelmatig bezoeken ze een stad, bedrijf of organisatie. Ook worden Vlamingen uitgenodigd op het paleis: liefst belangrijke en vooraanstaande personen, die in hun vriendenkring natuurlijk graag uitpakken met ‘het bezoek van de koning’. Zo tracht het Hof een band te scheppen met de Vlamingen en hen te hechten aan de monarchie.
De onderkoning van België
Al van in de tijd van koning Boudewijn is hij de machtigste man aan het Hof: Jacques van Ypersele de Strihou, ook wel de onderkoning van België genoemd. Als kabinetschef van de koning bepaalt hij mee welke Vlamingen vereerd mogen worden met een adellijke titel, een bezoekje of een lidmaatschap van een comité van de Koning Boudewijnstichting, waarin hij sinds 1987 zetelt in het ‘Uitvoerend Comité’ . Door zijn vlekkeloos Nederlands boezemt hij de Vlamingen die hij benadert meteen vertrouwen in. Hij is de link tussen de haute finance en de koning en bezit een zeer uitgebreid adressenbestand met heel wat ‘mensen die tellen’ in het land. Hij is tevens de motor van de huidige pr-politiek van het Hof. Toen Frans Crols nog hoofdredacteur van ‘Trends’ was, katapulteerde van Ypersele zijn dochter Nathalie op de Franstalige redactie van het blad. Niet toevallig, wetende dat Crols in Trends ferme Vlaamse standpunten durfde innemen en dat hij zich daarmee niet onpopulair maakte in het Vlaamse bedrijfsleven. Op langere termijn moest deze zet leiden tot de recuperatie van ‘Trends’ door het Belgisch establishment. Ondertussen schopte Nathalie van Ypersele het tot hoofdredactrice van ‘Trends-Tendances’, een functie die zij ondertussen alweer verlaten heeft. Joost Ballegeer noemde van Ypersele ‘een staat in de staat’ en ‘onzindelijk machtig’. Samen met Albert II mag deze krasse zeventiger nu met pensioen, al zal hij – denkelijk – zijn invloed nog wel doen gelden.
De nieuwe kabinetschef aan de zijde van koning Filip I wordt de christendemocraat Frans van Daele, sinds 2002 baron en met een rijke loopbaan in de ambtelijke en diplomatieke sfeer. Ook zetelt hij in de raad van bestuur van Umicore, één van de grote Franstalige bastions in de bedrijfswereld waar alleen goede Belgen welkom zijn. Zijn loopbaan begon hij als medewerker van Etiènne Davignon, een nauwe relatie van Van Ypersele. Het blijft in de familie.
De Koning Boudewijnstichting
Een belangrijk instrument van het Hof is de Koning Boudewijnstichting (KBS). Deze stichting steunt projecten rond armoede, integratie en sociale samenhang. Ze presenteert zich neutraal en onschuldig, maar niets is minder waar: op een uiterst geraffineerde manier tracht de KBS het Vlaamse publiek te binden aan de Belgische staat, en dit door het betrekken van Vlaamse vooraanstaanden in de elitaire kringen van de stichting. De KBS steunt projecten in heel België – en zelfs buiten België -, maar om één of andere reden heeft ze alleen maar ‘Steunraden’ en ‘Streekfondsen’ in Vlaanderen. Waarom wordt duidelijk als men de methodes bekijkt die deze stichting hanteert. De KBS, die beschikt over een jaarbudget van over de 40 miljoen euro, brengt systematisch de Vlaamse bovenlaag in kaart en zoekt naar de geschikte manier om deze geval per geval te benaderen. Vlamingen die het tot voorzitter van een KBS-comité schoppen worden lekker verwend: reisjes, onkostenvergoedingen en uitnodigingen voor etentjes en recepties in de meest sjieke milieu’s, tot zelfs op het koninklijk paleis toe. Doel: Vlaamse gevoelens doen smelten om des te beter Belgische aanhankelijkheid te stimuleren. Alles wat maar interessant is wordt door medewerkers van de KBS genoteerd en gerapporteerd, zodat de entourage van de koning steeds goed geïnformeerd is over het reilen en zeilen in Vlaanderen. Bovendien onderhoudt de KBS goede relaties met de provinciegouverneurs, dringen haar medewerkers zich op aan de Vlaamse ministeries om hun invloed te doen gelden en leggen ze contact met individuele ambtenaren. Op die manier hoopt het establishment de vorming van een zelfbewuste Vlaamse elite tegen te gaan.
Vijf machtige mannen
In zijn boek spreekt Joost Ballegeer over ‘de kleine loge’, een clubje van vijf absolute topfiguren uit het establishment: Jacques van Ypersele de Strihou, Etienne Davignon, Maurice Lippens, Daniël Janssens en Georges Jacobs. Van bij hun geboorte behoren ze tot de Belgische elite, waarvan ze de mentaliteit en de knowhow geërfd hebben. Ze vormen de kern van een clubje machtige figuren die tot de entourage van de koning horen: hun taak is te waken over de financiële belangen van de haute finance, dat nog steeds een overwegend Franstalige bedoening is. Vooral Davignon, die overigens ook nog voorzitter is van de prestigieuze Bilderberggroep, en Lippens laten zich opmerken in economisch belangrijke dossiers. Denk maar aan de raid van de Italiaanse zakenman Carlo de Benedetti op de Generale Maatschappij, het Sabena-dossier of het verhaal van de Fortis-bank. De taak van ‘de kleine loge’ bestaat er ook in goede contacten te leggen met belangrijke Vlamingen. Dikwijls worden deze Vlamingen opgenomen in de raad van bestuur van topbedrijven, waaronder Franstalige bastions als UCB en Solvay, waardoor zij worden losgeweekt uit hun Vlaamse omgeving. Het machtige vijftal wordt bijgestaan door twee Vlamingen: Jean-Pierre De Bandt en Paul Buysse. Baron De Bandt, van het advocatenkantoor ‘Linklaters-De Bandt’, belangenbehartiger van multinationals en gelegen aan het koninklijk paleis, is een belangrijke informant van Jacques van Ypersele. Ook was hij voorzitter van de Coudenberggroep, een belgicistische denktank, die waarschijnlijk ontstaan is in nauwe samenwerking met de ‘kleine loge’.
Baron Paul Buysse zien we soms op televisie verschijnen als het ‘vaderland’ in gevaar is, zoals met het uitblijven van een regering na de federale verkiezingen van 2010, toen hij waarschuwde voor een economische catastrofe wanneer daar niet vlug verandering in kwam. Naast voorzitter van de raad van bestuur van Bekaert – dankzij de reeds genoemde Georges Jacobs – en stichter-voorzitter van een eigen eliteclub, het Nieuw Economisch Appel, is Buysse onder andere ook voorzitter van het Prins Filipsfonds en staat hij de prins bij als adviseur in diens contacten met Vlamingen. Waarschijnlijk zal dat na zondag 21 juli 2013 ook nog wel het geval zijn: koning Filip zal het nodig hebben. Paul Buysse is het typische voorbeeld van een gerecupereerde Vlaming: vroeger Vlaamsgezind, maar na introductie in de mondaine wereld van het establishment Belgisch voorvechter. Baron Buysse is ook mede-initiatiefnemer in het samenvoegen van de Kamers voor Handel en Nijverheid en het Vlaams Economisch Verbond (VEV) tot Voka. Het VEV was al veel langer een doorn in het oog van het Belgische establishment omdat het een belangrijke draaischijf was van Vlaamsgezindheid in het wereldje van industriëlen. Het initiatief van Paul Buysse kan dus geïnterpreteerd worden als een poging om het VEV te destabiliseren en aldus haar Vlaamse plannen te dwarsbomen.
Het grote geld en de adel
Een zeer belangrijke steunpilaar van het Belgische regime is de adel, die een lange Franstalige traditie kent. Na het verdwijnen van het Ancièn Regime heeft de adel zich goed aangepast aan de nieuwe omstandigheden: tijdens de industriële revolutie (19de eeuw) investeerden heel wat edelen hun opgebouwde fortuin in de nieuwe, opkomende bedrijfstakken, die meestal geleid werden door de burgerij. Deze laatste wilde zich in Vlaanderen onderscheiden van het gewone Vlaamse volk en vond er niet beter op dan de aristocratie na te apen: ze praatte Frans. De nieuwe bovenlaag van adel en burgerij maakte goede sier in het 19de eeuwse België, zeker nadat koning Leopold II Congo verwierf. Ook de basisindustrie (steenkool, staal, elektriciteit) in eigen land leverde voor de opperste klasse gigantische fortuinen op. Dat maakt dat het werkelijk grote kapitaal tot op vandaag nog steeds overwegend in handen is van de Franstalige elite. Het zijn deze captains of industry die de grote beslissers zijn in België. Pogingen om daar tegenover een Vlaamse economische machtszuil (zoals het VEV) te ontwikkelen lukken niet echt, omdat geen enkele Vlaamse ondernemer genoeg economische macht heeft om tegen het Franstalige grootkapitaal op te kunnen en omdat de sterkste Vlamingen, zoals een André Leysen, steevast ingekapseld worden in het establishment. De machtselite van adel en burgerij vormt een netwerk dat elkaar ontmoet in de sjieke salons van de Cercle de Lorraine, met o.a. Jacobs, Davignon en Lippens in het erecomité, of op de Franstalige golfcourts van Knokke-Zoute, Latem, Kapellen of Tervuren. Ook worden – net als in de Middeleeuwen – strategische huwelijken aangegaan. Opvallend: de adel neemt al decennia lang de leiding van de verfransing van de Rand op zich. De laatste jaren was (is?) het vooral baron François van Hoobrouck d’Aspre, de niet-benoemde burgemeester van Wezembeek-Oppem, die de strategie bepaalde.
De Kerk
De Kerk in België heeft altijd de machthebbers gesteund: kardinaal Mercier vond al dat het ‘Vlaams’ een taal van meiden en knechten was. Priesters met sympathie voor de Vlaamse Beweging werden verbannen naar afgelegen parochies; Vlaamsgezinde studenten van de katholieke colleges uitgesloten. Om de onafhankelijke Vlaams-nationale jeugdbeweging, het AKVS, de wind uit de zeilen te nemen richtte het episcopaat een eigen katholieke Vlaamse jeugdbeweging op, de KSA. In de jaren ’60 verzette de kerkelijke overheid zich tegen ‘Leuven Vlaams’, het ‘vervlaamsen’ van de Leuvense universiteit. Veel is er sindsdien niet veranderd: eind 2002 zette kardinaal Danneels priester Jos Verstraeten af als parochiepriester in Wezembeek-Oppem omdat hij het teveel zou opnemen voor de Vlamingen daar. Geruchten gaan dat het burgemeester Van Hoobrouck was die achter dit manoeuvre zat. Ook de Belgische diplomatieke vertegenwoordiging in Vaticaanstad is buiten alle gebruikelijke verhoudingen overwegend van adel en Franstalig. Hoeft het nog gezegd dat men in het Vaticaan een vertekend beeld krijgt voorgeschoteld van wat er in België allemaal gebeurt? Ten gevolge daarvan doen de diplomatieke vertegenwoordigers van de Paus geen moeite om Nederlands te praten in Vlaanderen. De Vlaming Danneels keek de andere kant op: als vriend aan huis bij de monarchie steunde hij liever de anti-Vlaamse krachten in België. Zal aartsbisschop Léonard het beter doen? Voor Vlaams-nationalisten die het traditionele katholicisme aanhangen is hij alvast een held. Als Franstalige spreekt Léonard vloeiend Nederlands en dat pleit in zijn voordeel, maar een oud Vlaams spreekwoord zegt: ‘Als de vos de passie preekt, boer let op uw ganzen!’
Volgende keer: ‘De lakeien van de Wetstraat’.
Zoiets zou nooit doorheen de tricolore censuurfilter van PoCo-gazetten geraken wegens “een kat een kat noemen”